Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1834
(1834)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe dood van den oudsten Zoon; een Verhaal voor den Zondagavond, van César Malan. Te Breda, bij F.P. Sterk. 1833. In kl. 8vo. 78 Bladz. f : - 60.Dit stukje bevat vijf brieven over zoogenaamde bevindingen door de genade, en wel inzonderheid de treffende bekeering en het voorbeeldig afsterven van den oudsten zoon des Heeren van leon. Naar eene aanteekening op bladz. 42 zou een onderhoud van dezen met den Leeraar, aldaar medegedeeld, tot in de minste bijzonderheden waar zijn. Indien dit zoo is, achten wij den oudsten zoon gelukkig, dat hij in het ootmoedig geloof in jezus christus gestorven is, ofschoon wij voor ons in het algemeen met dergelijke bekeeringen niet veel ophebben. Men zij eerst een ongeloovige, een spotter; kome daarna op eenmaal tot staan; zie zich in zijne geheele naaktheid; twijfele, of voor zoo groot een zondaar wel vergeving mogelijk zij; worde door de alvermogende kracht des Heiligen Geestes bepaald bij jezus' zoenbloed; twijfele; hange tusschen hoop en vreeze; worde eindelijk bevestigd, en kenne zich voor een kind Gods. (Dan toch wel bij uitnemendheid; of durft men ook al zeggen, bij uitsluiting?) Zóó moet, ook volgens dit boekje, het geloof bij trappen gewerkt worden. En nu moet men van niets, dan van zijnen jezus spreken; men moet aan de geheele wereld verhalen: ‘Ik ben een kind van God. Ik ben van mijne zaligheid verzekerd. Ik heb het gevonden.’ Zietdaar, Lezers! den geest van dit geschriftje. De tale is - die van Kanaän. Het getal Bijbelteksten, gepastelijk en ongepastelijk aangehaald, inzonderheid van de laatste | |
[pagina 708]
| |
soort - legio. Een proefje van zuiver Bijbelsche (?) voorstelling (bladz. 40, 41): ‘Gij denkt toch niet,’ zegt daar de Leeraar, ‘dat de Heere der eer, dat jezus, de heilige en de regtvaardige, voor niets vervloekt is, voor niets veroordeeld, om onder den toorn van God te sterven?’ - ‘Jezus vervloekt! jezus stervende onder den toorn Gods!’ herhaalde karel, met eene soort van verstrooijing, en als in zijnen geest den zin dezer woorden zoekende. ‘Ik heb het nooit gedacht, dat dit alzoo ware.’ (Wij ook niet, ofschoon wij plegtig tegen de verdenking van ongeloof protesteren, en jezus en die gekruisigd steeds de hoofdinhoud van onze leerredenen uitmaakt.) De Leeraar: ‘Dit staat echter geschreven.’ (Waar?) Een dito proefje van den stijl (bladz. 42). De Schrijver wil zeggen: de Leeraar ving weder aan te spreken. Maar dat is te eenvoudig, niet Bijbelsch genoeg. Nu heet het: ‘de goede krijgsknecht van ChristusGa naar voetnoot(*) nam zijn scherp zwaard weder opGa naar voetnoot(†) en karel het hart treffende, vervolgde hij aldus.’ Wat dunkt u, onbevooroordeelde Lezer? O! men kan zich bij dit boekje zoo nederleggen, en het Christendom, dat hier verkondigd wordt, is zoo dood gemakkelijk! Men behoeft maar te bevinden, en 1 Petr. I:8b. is hier genoeg; aan vs. 13 tot 19 wordt minder gedacht. Maar dit is het juist, wat dergelijk eene voorstelling van het Christendom aan velen zoo welgevallig maakt. Eenvoudig Evangelie! hoe jammerlijk heeft men u door zulk vroom gewawel ontsierd, den spotlust opgewekt, en daardoor ligtzinnigheid helpen bevorderen! Of, om onze Recensie in éénen regel zamen te vatten: ‘Het boekje is - de heiligste zaak in Franschen wind.’ |
|