Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1834
(1834)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 699]
| |
Zwitserland was opgekweekt, maar in 1816 naar zijn vaderland was teruggekeerd, om daar de verdere opleiding te ontvangen; die in 1822 Zwitserland op nieuw had bezocht, waaraan wij de fraaije voortbrengselen zijner pen: Un jour en Suisse, en Charles, nouvelle Helvétienne, te danken hebben; hij, die in 1830 als Student op de Utrechtsche Hoogeschool den eereprijs verworven had voor eene Latijnsche verhandeling tot beantwoording der vraag: Quaenam fuit Hierarchiae Romanae, medio seculo XI, ante gregorium VII, conditio et auctoritas? Quam subiit, illo auctore, commutationem? hij, die als Candidaat tot de Heilige Dienst reeds twee proeven van roerende kanselwelsprekendheid gegeven had, ontsliep den 2 April 1832, in den ouderdom van 31 jaren, hartelijk betreurd door allen, die hem hadden gekend. De Kerkeraad der Walsche Gemeente te Utrecht besloot zijner plegtig te gedenken. Niet alleen deed de Weleerw. van der bank eene korte, doch treffende aanspraak bij deszelfs graf, op den 6 April 1832; maar den 8 April daaraanvolgende hield hij eene aandoenlijke en sierlijke lijkrede in de Walsche kerk te Utrecht, naar aanleiding van luc. XXIII:28: weent niet over mij! Deze lijkrede wordt te gelijk met gezegde aanspraak, benevens een kort doch volledig levensberigt des overledenen, insgelijks door van der bank, en tevens met de laatste leerrede van wijlen verenet, ten voordeele van de arme leden der kerk, alsnu door den druk gemeen gemaakt. Die laatste leerrede van verenet was blijkbaar opgesteld in het vooruitzigt van zijnen dood ten gevolge der kwaal, die hem had aangetast; zij werd in de Walsche kerk te Utrecht uitgesproken 18 Maart 11., en had tot onderwerp de woorden van den Zaligmaker, joh. XVII:1: Vader! het uur is gekomen. Tot een bewijs, hoe veel de Walsche Gemeente verloren heeft, en welk een Leeraar er van den jeugdigen verenet te wachten was, deelen wij het volgende mede: ‘Cependant, sans s'en apercevoir, ils sont déjà parvenus sur la hauteur de la montagne des oliviers’ &c. ‘Notre Seigneur est seul; plus élevé au dessus des misères humaines par la sérénité de son âme que par la haute position où il se trouve, ses pieuses méditations embrassent d'un trait tout ce qu'il a fait pour le genre humain, et tout ce qu'il lui reste encore à faire’ &c. Nu volgt weldra eene schilderachtige plaatsbeschrijving, in verband gebragt met de voornaamste voorvallen uit de geschiedenis van jezus' lijden. ‘Malgré | |
[pagina 700]
| |
tant de témoins des souffrances qui l'attendent, l'âme de christ est calme’ &c. ‘Mais, quel sentiment pénible vient s'emparer de son âme? Il a jeté un regard sur ses chers Apôtres, sur ces faibles brébis, qui vont bientôt être dispersées et séparées de leur Berger’ &c. ‘Touchant spectacle! nous voyons ici notre divin Sauveur éprouvant ces douleurs, ces regrets, ces inquiétudes que nous ressentons nous mêmes, lorsque nous devons quitter tout ce qui nous fut cher’ etc. ‘Mais pour nous, lorsque l'heure de la séparation est venue, c'est alors que l'heure des souffrances est à son terme; pour jésus, au contraire, c'est à l'heure de la séparation que celle des souffrances commence; il le sent, il le sait’ &c. ‘Père! l'heure est venue! s'écrie-t-il. Chrétiens! que de grandeur dans ce peu de mots; ah! n'allons pas plus loin; si nous nous pénétrons de tous les sentimens que ces seules paroles renferment, nous ne quitterons pas ce temple, sans que le calme, la résignation et la confiance, qui les dictèrent, ne descendent dans nos propres coeurs. Pour cet effet nous reconnaîtrons successivement dans ces touchantes paroles: Père! l'heure est venue! I. l'expression de la sagesse, qui a su prévoir le jour d'épreuve et d'affliction; II. le langage de la résignation, qui sait se soumettre aux sages décrets de la Providence; III. la voix de la confiance, qui sait que tout tourne au bien de ceux qui aiment Dieu. Après avoir reconnu ces saintes dispositions dans l'âme de notre Sauveur, à l'entrée de ses souffrances, nous nous efforcerons d'en déduire successivement, et dans le même ordre, les sentimens qui doivent nous animer, dans nos propres tribulations présentes ou futures.’ Die punten worden behoorlijk, eenvoudig, roerend, sierlijk en zielverheffend uitgewerkt. En hoe ongevoelig had ons de redenaar op het standpunt gebragt; hoe natuurlijk is de verdeeling der rede, en hoe ligt alles in den tekst, wat er uit ontwikkeld wordt! Ook het uiterlijke van het werkje verdient allen lof. Alleen bl. VII van het levensberigt leze men, voor l'occasion favorable que lui fut fournie, l'occasion favorable qui lui fut fournie. Wij betuigen den Kerkeraad en den Heere van der bank onzen dank voor de uitgaaf dezer Lijkhulde. |
|