voor 't schoone is gevoel voor het ware’ - en verdedigt dien tegen eenige bedenkingen van bl. 11-28. Daarop gaat hij over tot het betoog der volgende stelling: ‘De mensch is oorspronkelijk naar het beeld van zijnen Schepper geschapen, maar hij heeft hetzelve geschonden, en het gevoel voor 't schoone is daardoor geheel verbasterd.’ Bl. 28-35. Hier vinden wij de geschiedenis van 's menschen val, waarin eene alleenspraak van eva voorkomt, die bijkans drie bladzijden beslaat. ‘Het gevoel voor hetgeen schoon en waar is, behoort zelfs in tegenspoed in 's menschen hart te huisvesten.’ Bl. 35-38. Volgt: ‘eene beschouwing van den mensch, bezield met het gevoel voor 't schoone in 't Rijk der Natuur.’ Bl. 38-53. Hier wordt de lezer onthaald op eene dichterlijke beschrijving der vier jaargetijden, waarin allerlei fraaije tooneelen voorkomen: een zomersche morgen en avond, een onweder, een orkaan, eene ijsbaan mer vrolijke schaatsenrijders en een tentje - te veel om te melden; terwijl de Natuur in elk saizoen bij eene schoone vrouw in de vier tijdperken des levens wordt vergeleken. Na deze poëtische schets, die in evenredigheid de meeste ruimte beslaat, worden de volgende stellingen behandeld: ‘De mensch behoorde steeds met het gevoel voor 't schoone in de maatschappij, of in het rijk der zedelijkheid bezield te zijn, maar hij beantwoordt niet altijd aan zijne verpligting.’ Bl. 53-60. ‘Het gevoel voor 't schoone heeft op de beschaving en veredeling van den mensch eenen werkdadigen invloed.’ Bl. 60-66. ‘Het gevoel voor 't schoone oefent eenen merkbaren invloed uit op talenten en kunstgewrochten, en is daaraan alleen eene duurzame hoogachting verschuldigd.’ Bl. 67, 68. ‘Het gevoel voor 't schoone oefent op de uitbreiding en uitvinding van kunsten en wetenschappen eenen weldadigen invloed uit.’ Bl. 68-71. En zoo komt de Schrijver tot het
Besluit, bl. 71, 72, bestaande in eene ernstige opwekking aan Ouders en Leeraars, om toch in de jeugdige harten het gevoel voor het schoone aan te kweeken.
Een Aanhangsel bevat: eene beschouwing van den invloed van 't gevoel voor het schoone op de kunst der uiterlijke welsprekendheid. Bl. 73-91. ‘Van deze kunst (zegt de Schrijver) bestaan vier onderscheidene takken of soorten, vooreerst de uiterlijke voordragt van het Tooneel, ten 2de die der Pleitzaal, ten 3de die des Kansels, en ten 4de de uiterlijke voordragt