| |
Woorden van eenen Geloovige, door den Abt de Lamennais. 1833. Te Utrecht, bij C. van der Post, Jr. 1834. In kl. 8vo. 124 Bl. f 1-20.
Wederwoorden van een Geloovigen, door Elzear Ortolan. Te Zaltbommel, bij J. Noman en Zoon. 1834. In kl 8vo. 72 Bl. f : - 60.
| |
| |
De Taal eens Christens. Antwoord uit Nederland op les paroles d'un croyant van den Abt de Lamennais. Geeft den Keizer, wat des Keizers, en Gode, dat Gods is. Te Nijmegen, bij C.A. Vieweg. 1834. In kl. 8vo. 64 Bl. f : - 60.
Het eerste der bovenstaande stukjes is dan het gedruischmakende boeksken van den beruchten Abt de lamennais! Deszelfs inhoud geregeld op te geven, is, zonder groote uitvoerigheid, niet wel mogelijk, en naar Recs. oordeel ook niet noodig. De titel, daarmede vergeleken, duidt niets bepaalds aan: het had even goed Bespiegelingen, Meeningen, of dergelijke, kunnen heeten. Het bevat 41 op zichzelve staande stukjes, zonder opschrift, doorgaans zonder verband met elkander, meestal in zekeren Oosterschen trant en Bijbelstijl zelfs opgesteld; nu eens eigenlijke, dan eens zinnebeeldige voorstellingen bevattende, naar den zin van welke laatste men wel eens raden moet; hier de uitboezemingen van eene vurige verbeelding en dichterlijk genie, daar mystieke en politieke wildzang; nu de taal van godsvrucht en menschenliefde, dan die van oproer en oorlog. De groote spil echter, waarop alles draait, schijnt deze te zijn: De Volken worden verdrukt; alle Koningen en Vorsten zijn tirannen; hunne Wetten deugen niet; het Volk is de oppermagt; vrijheid, volksvrijheid moet verkregen worden: weg dus Koningen en Wetten! op, o Volken, ten strijde, om uwe regten te herwinnen! En dit alles wordt bewezen? op duchtige, historische, regt- en staatkundige gronden bewezen? o Neen! dit wordt in losse, overdrevene, van waar en valsch gemengde stellingen voorgedragen, door exclamatiën, antithesen en magtspreuken ondersteund, met vuur van geestdrift uitgesproken, geschikt om onkundige verstanden mede te slepen, ligtontbrandbare gemoederen in vlam te zetten. Tusschenbeiden komen er wel goede dingen in voor, zelfs geheele stukjes, die geen zamenhang met de overige hebben, die liefde voor God en den naas- | |
| |
ten, vertrouwen op God, gebed, verdraagzaamheid in het stuk van Godsdienst enz. aanprijzen, en waarvan het dus waarlijk jammer is, dat zij er nu als tusschengeworpen schijnen te zijn, om het overige te meer
smakelijk te maken. Hoe dit ook zij, de Schrijver voorspelt de zegepraal van die volksvrijheid, waarvan hij zeker ideaal verward in zijn hoofd mag hebben, maar hetwelk hij ten minste voor zijne lezers niet duidelijk gemaakt heeft; hier en daar ook de zegepraal - van het Christendom? - van het Catholicisme? - het is ons niet helder. - Wat zal Rec. voor het overige van dit wonderlijke mengelmoes zeggen? Dat eenige gekroonde Hoofden (gelijk de nieuwspapieren melden) het in hunne Staten verboden hebben, kan hij zich, wegens de oproerige strekking, die het hier en daar heeft, wel begrijpen; maar of het verstandig is, zou hij, behoudens allen eerbied, niet durven zeggen, want verbodene boeken worden dikwijls het meest gelezen. Hij verblijdt zich intusschen te mogen denken, dat men het in Nederland niet alleen niet verbieden zal, maar dat het ook aldaar niet zal behoeven verboden te worden; want, zoo ergens, dan is daar althans het sprekendste bewijs van de valschheid der stelling, dat alle Volken verdrukt worden en alle Koningen tirannen zijn: en zoo de lamennais in het visioen, dat zekere grijsaard van twee tirannen had, bl. 97, onzen Koning en dien van Pruissen bedoeld heeft, zoo als- men uit zekere toespelingen zeggen zou, dan heeft hij, althans gewis ten opzigte van den eersten, de onbeschaamdste Belgische logentaal gesproken. Ten slotte oordeelt dus Rec., dat dit boekje in Nederland niet vertaald had behoeven of behooren te worden: daar zijn er genoeg, die het, zulks verkiezende, in het Fransch kunnen lezen; en verdere verspreiding was niet noodig.
Daar het nu echter vertaald en gedrukt is, kan men het goedkeuren, dat ook de Wederwoorden van een' Geloovigen, door elzear ortolan, (waarschijnlijk een'
| |
| |
verdichten naam) uit het Fransch in onze taal overgebragt zijn. Die Schrijver volgt den schrijftrant van zijne partij niet ongelukkig na, ofschoon hem daarin niet volkomen evenarende: hij noemt hemzelven nergens, volgt hem ook niet overal op den voet, en tast hem niet op elk punt aan; maar hij rigt zijnen aanval op enkele belangrijke zijden, en bestrijdt hem doorgaans voordeelig met deszelfs eigene wapenen. In 16 afzonderlijke, maar nogtans in doel meer zamenhangende stukjes vertoont hij de onbetamelijkheid en gevaarlijkheid van den geest des oproers, en van de overdrevene vrijheidszucht; en daarentegen predikt hij vrijheid, op goede orde en gehoorzaamheid aan Overheid en Wet gegrond, en door liefde, eendragt en weltevredene gemeenschappelijke medewerking verkrijgbaar. Ook wegens den meer bezadigden en kalmen toon, waaraan nogtans geen warmte ontbreekt, laat het zich als tegenstuk met genoegen lezen, en als zoodanig vinde het, volgens de verwachting des Vertalers, ook in Nederland goedkeuring!
Ja, ook uit dit Nederland zelf laat zich, in de Taal des Christens, eene stem tegen den Franschen Abt hooren: zij volgt hem insgelijks, nu eens meer, dan eens minder gezet, in de voorgedragene zaken na, poogt mede zijnen spreektrant na te bootsen, en kaatst hem somtijds zijne eigene woorden in beteren zin terug: waar zij oorspronkelijk is, moge zij in levendigheid van verbeelding en voordragt bij hem verliezen; maar in duidelijkheid en bezadigden ernst zal zij het niet zelden van hem winnen. In 25 korte redenen verkondigt zij dezelfde waarheden en pligten, als zijn Fransche tegenspreker; waarheden en pligten, welke door een' ieder, die volks- en persoonlijke deugd, volks- en persoonlijk geluk liefheeft, wel mogen behartigd, en in welker voordragt ook zij wel gehoord mag worden. Streng betoog evenwel moet men in schriften van dezen vorm niet altijd zoeken: het zijn dikwijls meer enkele wenken en losse gedachten, die tot nader nadenken aanleiding geven. Naauwkeurigheid en bestemdheid is ech- | |
| |
ter ook hierin altijd wenschelijk: en daarom zouden wij in het volgende (bl. 7): ‘Hier moet de Vorst de wetten des volks handhaven; zoo lang er wetten bestaan, bestaat er geene liefde; en komt de liefde, dan ... Maar hier is de plaats der voorbereiding, niet der volmaking’, de cursijf gedrukte woorden niet gaarne als de onze overnemen; want wij begrijpen niet, hoe wetten, en dus ook gehoorzaamheid aan dezelve, onbepaald onbestaanbaar zouden zijn met liefde, daar deze het beste beginsel is, waaruit zij zoo wel gegeven, als betracht kunnen worden: en voor volmaking zal de Schrijver waarschijnlijk bedoeld hebben volmaaktheid. Ja, al stellen wij dit laatste woord ook in de plaats, in de volgende zinsnede (bl. 8): ‘Hier volmaking te hopen of daar te stellen, is onmogelijk’, dan zouden wij nogtans de
gevolgtrekking niet aannemen: ‘en derhalve ook geene liefde. Want wat is volmaking? Het bezit der reine liefde’: misschien heeft de Schrijver gemeend geen volmaakte liefde; en ofschoon tot zedelijke volmaaktheid ook het bezit van reine liefde behoort, kan dit nogtans niet voor eene juiste en volledige bepaling van dezelve doorgaan. (In lag, bl. 49 tweemaal, voor leide, zal welligt eene drukfout, en in een plechtanker, waarop men zich in den strijd verlaat, eene niet genoeg doordachte vermenging van beelden zijn.) - Voor het overige zij deze Taal, zoo veel zij vermag, aan orde, liefde en vrede dienstbaar!
|
|