vooral ook van het geven van nadruk op deze of gene woorden, waar de Dichter dat wil! Zoo veel het kon, heeft hij alles zijnen lezer gemakkelijk zoeken te maken; en die nu naauwkeurig let op de zinteekens, de tusschenruimten, de toonteekens en de verschillende soorten van drukletter, gelijk dat alles opzettelijk is bijgebragt en aangewend, hij zal niet ligtelijk feilen. Maar tot zulk een kunstmatig lezen is het gros niet in staat. Staring blijft dus meer de Dichter, die welgevallig is aan zijne beste kunstbroeders en dat gedeelte des volks, hetwelk in waarheid letterkundige beschaving en gevoel voor melodij bezit. De ons hier aangeboden bundel is niet groot, maar de inhoud is uitgezocht. Men mag er van zeggen hetgeen de Dichter zingt, bl. 161:
‘Wordt eikenschors bij 't pond gewogen,
Men weegt kaneel bij 't lood.’
Hoe gunstig wij intusschen over de meeste Verhalen en Mengeldichten oordeelen, de Diepegge (bl. 164) is voor een puntdicht te lang, en (hetgeen het ergste is) zoo duister, dat niet ligt iemand, Recensent althans niet, den zin er van vatten zal; maar al kon men dien raden, een puntdicht behoort dadelijk te treffen, zal de geestigheid behagen, of zelfs dien naam verdienen. Ook de Weêrstuit No. 1 en 2, op bl. 165, heeft ons minder bevallen. Aan de Nederlanders, op bl. 169, schijnt ons almede niet regt luimig; of liever, wij begrijpen niet, waar het aardige en stekelige in schuilt. Verder, niet alles, wat hier geestigs voorkomt, is vrij van die gezochtheid, waardoor de kunst in gekunsteldheid ontaardt. Zoo gevoelden wij eenige teleurstelling bij het slot van het verhaal Signor Anello, bl. 65 tot 67: wij hadden veel verwacht, en - - -. Doch alwat verder in dit bundeltje gevonden wordt, is echt metaal, dat den scherpsten toets kan doorstaan. Als vele lijvige bundels, die in den aanvang vrij wat opgang maakten, lang zullen vergeten zijn, dan zal deze dichtverzameling de boekerijen der kenners nog blijven versieren. Wij willen dus den titel van Winterloof geenszins verstaan hebben in den zin van verwelkt groen, maar alleen in dien van puntig, stekend, doch bestendig groen en frisch geboomte, als spar en den, enz.