Te Utrecht, bij J.G. van Terveen en Zoon. 1834. In gr. 8vo. 45 Bl. f : - 50.
Wij haasten ons, om dit welmeenend woord aan te kondigen, dat niet minder belangrijk is, dan de onlangs door denzelfden bekwamen Schrijver uitgegevene Brieven van een' Vader aan zijn' Zoon. Daar was behoefte aan zoodanig boeksken. Wij hopen, dat hetzelve algemeen verspreid, gelezen en herlezen - dat de inhoud overdacht en ter harte genomen worde. Wij achten ons verpligt, daartoe mede te werken, en wij houden juist hierom de aanmerkingen terug, die wij misschien op eene enkele plaats zouden kunnen maken. In welken geest het werkje is geschreven, kan genoeg blijken uit het volgende: ‘De krijgsdienst is den Schrijver even min van zijne hoogst belangrijke, als van zijne, voor ligchaam en ziel gevaarvolle zijde, geheel onbekend. Het gevoel van zijn hart en de ondervinding van ettelijke jaren zeggen het hem, wat het in heeft, een mensch te zijn; hoe tijden en omstandigheden op ons menschen gewoon zijn te werken, en hoe plotselijke overgangen van den eenen tot den anderen, veel verschillenden stand, zonder behoorlijke Christelijke waakzaamheid en ootmoedig vertrouwend gebed, ligt schadelijk kunnen worden...... Hij weet, hoe zeer het, ook in dit opzigt, aankomt op de eerste stappen, welke wij op ieder deel van den levensweg te doen hebben.’