voor het redelijk wezen opent; hoe meer de mensch hier aan zijne bestemming tracht te beantwoorden, hoe verhevener zijn standpuut in de eeuwigheid zijn zal,’ enz. Eenigzins gewaagd is de stelling, § 71 voorkomende, dat zij, die hunne bestemming hier hebben verwaarloosd, daar, door louterende middelen en doelmatige opleiding, voor hunne kemelsche bestemming zullen opgeleid worden. Het doet weinig af, dat men zegt: Het is waarschijnlijk, naardien wij ons niet kunnen voorstellen, dat er nevens het rijk Gods een rijk der duisternis en des kwaads in eeuwigheid zoude blijven.
De derde Afd., over de Middelen om 's Menschen Bestemming te bereiken, heeft verreweg de meeste uitvoerigheid. Eene Inleiding tot deze Afdeeling bevat eenige aanmerkingen over de opvoeding des menschelijken geslachts. De middelen, ter bereiking van het doel dienende, worden vervolgens opgegeven. Daartoe behooren opvoeding en onderwijs, godsdienstige begrippen en Goddelijke Openbaring. Van den Bijbel en van het gezag der Rede in het beoordeelen van den inhoud des Bijbels wordt verder gesproken. De redenering § 89 is ons niet klemmend genoeg voorgekomen. Wij meenen nog altijd, dat men geene voldoende reden heeft, om alleen het zedelijk bewijs voor Gods bestaan te willen laten gelden. - Wat inhoud des Bijbels is, wordt voorts in enkele hoofdtrekken opgegeven, en inzonderheid het Christendom beschouwd, als de beste middelen aanbiedende, om, door verstandelijke en zedelijke ontwikkeling, menschen vatbaar voor geluk te maken. Eindelijk volgt nog een Zedekundig Aanhangsel, dat mede blijken draagt van den onbekrompen geest, die in boven vermelden Vriendenkring heerscht.
Aan denkende lezers kunnen wij dit werkje allezins aanprijzen, hoewel wij hier en daar wel iets vonden, dat wij niet verwacht hadden, of waarmede wij ons niet zoo geheel zouden kunnen vereenigen. Doch men moet onder het oog houden, dat slechts eene Proeve wordt aangeboden. Het strekt vooral tot aanbeveling, dat overal eerbied voor Bijbel en Christendom, ware belangstelling in Godsdienst en zedelijkheid doorstralen. Moge dit boeksken, bij de tegenwoordige twisten over regtzinnigheid en onregtzinnigheid, niet terstond in vergetelheid geraken, maar veel gelezen worden! Wij hopen, dat onze gunstige, ofschoon late, aankondiging hieraan mede iets zal toebrengen.