Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1834
(1834)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 591]
| |
Geest der Homöopathische Geneesleer van Dr. S. Hahnemann. Uit het Hoogduitsch vertaald door J.F.P. Schönfeld, M.D. Te Winschoten, bij H.V. Huisingh. 1834. In gr. 8vo. VIII en 28 bl. f : - 30.Dit stukje bestaat uit drie deelen: een voorberigt, bl. III-VI; de vertaling, bl. 1-20, en eenige aanteekeningen, bl. 20-28. Volgens het voorberigt, is de Heer schönfeld (ons naar standplaats enz. geheel onbekend) tot de vertaling van dit stukje gekomen, om het heilzame van hahnemann's geneesleer ook bij ons meer bekend te doen worden; en omdat het oorspronkelijke door hemzelven eine systematische Darstellung der Homöopathie genoemd, niet afzonderlijk verkrijgbaar is gesteld. De Vertaler schijnt zich ook bijzonder tot dit werk gedrongen gevoeld te hebben door zeker opstel, in het Mengelwerk der Letteroefeningen (1834. No. III) opgenomen. Hij acht dit geschrijf wel gering, maar vreest toch, dat daardoor menig geneeskundige (risum teneatis, amici!) zal afgeschrikt en teruggehouden worden van een onbevooroordeeld onderzoek en naauwkeurige uitoefening der Homöopathie (bl. IV). Ongelukkige Homöopathie, wanneer de Arts door zulk geschrijf van uw onderzoek wordt teruggehouden, en even ongelukkig, wanneer alleen door dit geschrijf van den Heer schönfeld dat onderzoek moet bevorderd worden! Waarschijnlijk geschiedt den steller van dit stukje te vele eer; uit de strekking van het geheel zoude men, ook zonder dit met zekerheid te weten, wel kunnen opmaken, dat de schrijver het minst er aan gedacht heeft, de Artsen van het onderzoek dezer leer terug te houden; op zijn best, dat hij het publiek eenen wenk schijnt te willen geven. Indien het doel van den Heer schönfeld wezenlijk zoo groot is, dan kan wel gezegd worden, dat eene geringe zaak daartoe aanleiding heeft gegeven. Wie weet, hoe de onbekende schrijver in stilte met deze kluchtige uitkomst zich ver- | |
[pagina 592]
| |
maakt! Waarlijk, zijn geschrijf heeft op deze wijze eene Hahnemannische werking gedaan! Of evenwel elk, die met de leer van hahnemann schertst, haar niet zoude kennen, staat den Vertaler te bewijzen, en willen wij hem gewezen hebben naar het werk van Dr. fr. a. simon, jr.Ga naar voetnoot(*) Vooralsnog zijn wij van het geroemde wonderdadige, hetwelk nu het geval is, en dan weder niet, (bl. V) niet zoo zeer overtuigd, dat men daarmede niet een weinig zoude mogen schertsen, waar men met deze wonderen in weinige uren wat te veel op heeft. Intusschen zagen wij ons niet gaarne als van de leer van hahnemann onkundig beschouwd, voor wiens leer daarenboven, waar zij te pas komt, wij zoo veel eerbieds hebben als voor elk ander stelsel, hetwelk bij onkruid tarwe en wederkeerig oplevert. Wij zijn het zelfs met den Vertaler eens, dat de aan eene chronische ziekte lijdende niet ongelukkig te noemen is, wanneer hij in de handen van eenen Homöopaath valt. Voor het wonderdadige in acute ziekten wachten wij betere bewijzen, dan die men met woorden ons wil toedienen. Wij zouden thans tot een onderzoek moeten komen van het eigenlijke werk van hahnemann, de door schönfeld vertaalde en op deze wijze ons medegedeelde stellingen. Wanneer wij echter letten op den tijd, die sedert reeds is verloopen, - op zoo veel, het- | |
[pagina 593]
| |
welk voor en tegen dit stelsel sedert is geschreven, dan kunnen deze stellingen niet meer in het afgetrokkene en als op zichzelven staande beoordeeld worden. Tot hoe verre zoude ook deze beoordeeling niet uitdijen, wilden wij gelijktijdig, hoe kort dan ook, een beoordeelend overzigt van dit stelsel beproeven! En welk nut zoude deze onze arbeid hebben? Die het stelsel van hahnemann blindelings aankleven, zullen door eene beoordeeling, hoe onpartijdig ook, van hunne partijdigheid niet teruggebragt worden. Die het stelsel van hahnemann om eene of andere reden voorstaan, - om naam te maken door het vreemde, - om door het schijnbaar wonderdadige op de ligtgeloovigheid van een gedeelte des publieks te werken, hetwelk door het wonderdadige vooral geblinddoekt wordt; deze zullen nog minder gehoor geven aan bedenkingen, hoe gegrond ook, welke in strijd mogten zijn met zulke bedoelingen. Even als uit elk stelsel, zal ook uit dat, door hahnemann het zijne genoemd, de Geneeskunde, bij schadelijken invloed, eenige winst weten te doen, al diende het ook niet verder, dan om hun, die het met de zoogenoemde Contra-stimulisten houden, te toonen, dat er niet altijd overgroote giften van geneesmiddelen noodig zijn, om ziekelijke afwijkingen te herstellen. Waar de natuur ten goede werkt, behoeft zij weinig hulp, en daar zullen de geringe giften volgens hahnemann niets meer uitregten, dan de natuur gewoonlijk doet, alleen geholpen door een' gezetten en naauwkeurigen leefregel, die groote hefboom in de hand des genen, welke hem behoorlijk weet aan te wenden, en, door den goeden wil van den verstandigen lijder, hem vrijelijk bezigen kan. Tot dusverre vindt het overdreven stelsel van hahnemann, en die hem in overdrevenheid nog voorbijstreven, geen' steun, noch in Natuurkunde,Ga naar voetnoot(*) noch in eene op dezelve steunende redelijke Ziekte- en Geneeskunde. | |
[pagina 594]
| |
Wij vinden welligt bij eene andere gelegenheid aanleiding, op dit onderwerp terug te komen. Intusschen geven wij gaarne de verzekering, tegen dit stelsel niet vooringenomen te zijn, maar daarom te meer afdoende, op ondervinding steunende en door rede gelouterde bewijzen te verlangen; tot zoo lang voeden wij bescheidene twijfeling. Wij behoeven ter overtuiging meer, dan verzekering van wonderdadige werking. (Voorr. bl. V.) Door geen geschrijf ter wereld zullen wij van een onbevooroordeeld onderzoek afgeschrikt en teruggehouden worden. Verre af van hahnemann te honen of te bespotten, achten wij hem hoog om zijne verdiensten, maar tot bewondering zien wij vooralsnog geene reden. |
|