Het Judasbeeld, en de bouwvallen van het Klooster. Twee Verhalen. Naar het Hoogduitsch van L. Kruse. Te Haarlem, bij de Erven F. Bohn. In gr. 8vo. 230 Bl. f 2-40.
Beide deze verhalen laten zich met eenige belangstelling, hier en daar zelfs met warme deelneming lezen; doch, daar er zulk een overvloed van vertaalde en onvertaalde romans bestaat, hadden zij zeer wel onvertaald kunnen blijven: want, schoon niet geheel van verdiensten ontbloot, bezitten zij niet dat voortreffelijke en van alle zijden aanbevelenswaardige, hetwelk wij vorderen mogen van elk werk, vooral van elken roman, aan welken men de eer der vertaling bewijzen wilde. Het Judasbeeld heeft eene tint van fatalisme, die ons mishaagt, en de zucht des zoons, om den moordenaar zijns vaders te vinden, ten einde zich te kunnen wreken, is gansch niet onberispelijk, schoon zij ons hier als iets loffelijks schijnt te worden voorgedragen. Ook het tweede verhaal, de bouwvallen van het Klooster, schoon het in 't algemeen ons beter dan het eerste beviel, is geheel van dien mystieken geest doortrokken, en vervuld van al dat geheimzinnige en orakelachtige, dat tegenwoordig in de schriften van vele Duitschers doorstraalt. Denkelijk zal ook dit boek talrijke lezers en lezeressen vinden; maar tot vorming van smaak, verstand en hart zal het weinig bijbrengen. Intusschen transeat cum caeteris! Met uitzondering van eenige weinige uitmuntende werken, kan men omtrent romans tot regel aannemen, dat zij vrij algemeen, doch slechts eenmaal worden gelezen, en daarna vergeten. Dit zal ook hier wel het geval zijn.