Algemeen, Depart. Leeuwarden, den 22 Febr. 1832, door J.B.H. Bruinier, Predikant te Leeuwarden. Te Leeuwarden, bij H.C. Schetsberg. In gr. 8vo. 47 Bl. f : - 75.
De Weleerw. bruinier schetst in deze proeve, met vlugtige hand, de verdiensten der Hebreeuwen in het te boek stellen der geschiedenis, in het vestigen eener goede staatsregeling en wetgeving, in luisterrijke daden, in groote talenten en karakters, in de beoefening van sommige kunsten en wetenschappen, en in grooten en weldadigen invloed op andere volken. Bij dat laatste punt wijst hij ook op jezus en de Apostelen, en na nog spinoza, mendelsohn en meijer als beroemde Israëliten te hebben aangehaald, geeft de Spreker ingewikkeld in den tekst, maar uitdrukkelijk in eene aanteekening aan den voet der bladzijde, den wensch te kennen, dat de grondwet der Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen, die den Joden het lidmaatschap ontzegt, veranderd worde.
Gaarne doen wij hulde aan de verdraagzaamheid en de welmeenende bedoeling van den eerwaardigen Spreker; maar wij geven hem en hun, die dit, nu zeer onlangs, nader en breeder ter sprake bragten, het volgende in bedenking. De Maatschappij stelt zich ten doel de vorming der schooljeugd en de beschaving van den gemeenen man door verspreiding van algemeene kundigheden en lessen van ware levenswijsheid. Maar tot het eene en andere behoort ook de mededeeling van godsdienstige en zedekundige denkbeelden. Tot nog toe heeft men dat gedaan in den geest des Christendoms, doch alzoo, dat geene geschilpunten der Christenen onder elkander worden aangeroerd, en inzonderheid met de Protestanten gaat dit tegenwoordig bijna zonder eenige moeite. Maar stel nu, dat de Joden leden der Maatschappij, en dus medestemgeregtigden worden. Zal men dan moeten afzien, van voortaan op de zedelijk-godsdienstige beschaving des volks, op de zedelijk-gods-