legt hij dan in openbaren geschrifte de gronden bloot, op welke zijne overtuiging steunt, zoo moet dit verschijnsel wel eenige belangstelling wekken bij Roomsch en Onroomsch, te meer, als de pen door die gematigdheid wordt bestuurd, welke bij het behandelen van kerkelijke geschillen altijd in acht genomen behoorde te worden.
De Vrijheer von reichlinn-meldegg was in 1823 tot Priester gewijd, doch kwam allengs, door onderzoek, tot volle overtuiging, dat het Katholicismus van onzen tijd, zoo als het onder den naam van Roomsch zich vertoont, een ander is, dan dat der eerste eeuwen der Christelijke Kerk, hetwelk, zoo ten nadeele der Godsdienst, als van het ware Christendom, veel verandering heeft ondergaan, zoo wel wat deszelfs geheel bestuur, als wat de geloofsartikelen aangaat, in zoo verre deze, als het Formulier der Kerk, bij inwijding (wijding) tot het ambt van Roomsch-Katholijk Priester, bezworen worden, gelijk de eigene woorden bl. 15 luiden. Hoogleeraar te Freiburg zijnde, begreep de Heer von reichlinn-meldegg, dat de eed, door hem bij zijne wijding tot Priester gedaan, hem niet kon terughouden van onbevooroordeeld en vrij onderzoek in het gebied der wetenschappen. Niet alleen in zijne Voorlezingen over de Oostersche Talen, Uitlegkunde en Kerkelijke Geschiedenis, maar ook in zijne uitgegevene Schriften, droeg hij datgene voor, wat hij voor waarheid hield. Het ontbrak niet aan vijanden, welke den man lasterden, en hem bedoelingen toeschreven, waarvan hij geheel vreemd was. Men beschuldigde hem, dat hij de grondvesten van troon en altaar ondermijnde; dat hij, vijand van het monarchale beginsel zijnde, het volk door valsche begrippen van vrijheid in verwarring bragt en demagogische woelingen bevorderde. Wijselijk zweeg de Regering op deze hatelijke klagten en aantijgingen. Nu trok de kerkelijke Overheid zich de zaak aan, en de Aartsbisschop van Freiburg vorderde, dat von
reichlinn-mel-