Voor onszelven moeten wij bekennen, deze en eenige weinige andere plaatsen meer dan tweemalen gelezen te hebben, eer wij de meening toereikend begrepen. Geenszins willen wij tegenspreken, dat mogelijk een ander de bedoeling des Dichters, bij soortgelijke ingewikkelde volzinnen, dadelijk vatte; maar indien bilderdijk niet altijd en overal, bij de eerste mededeeling van dezen of genen zang, die toejuiching vond, welke die zijn heerlijk werk anderzins verdiende, dan is het denkelijk aan die hier en daar aanwezige onduidelijkheid te wijten. Want gang en denkbeeld, inkleeding en versbouw, en alwat meer tot de Dichtkunst in 't algemeen en het Heldendicht in 't bijzonder behoort, dat alles is zoodanig, dat men slechts bewonderen kan. Wij eindigen onze aankondiging met den wensch, dat deze nieuwe uitgaaf dienen moge, om het kunstgewrocht van den beroemden overledene meer algemeen te verspreiden, ook onder diegenen, welke tot nog toe er niet mede mogten bekend zijn.