worden, heeft echter de Heer c.h. van herwerden met de overbrenging in onze taal eene wezenlijke dienst gedaan aan denkende landgenooten, die eene zoo hoogst gewigtige zaak, als de onsterfelijkheid der ziel is, gaarne van onderscheidene kanten beschouwd willen hebben, om des te meer versterkt te worden in hunne redelijke overtuiging. Het is geen boekje, dat men slechts vlugtig doorbladert en dan ter zijde legt. Herhaalde lezing voldoet nog even zeer, of misschien wel in meerdere mate, wanneer slechts hoogere behoefte van den inwendigen mensch zich doet gevoelen. Bij de teleurstellingen en smarten des levens zijn vooral zoodanige overdenkingen geschikt, om op te beuren en te bemoedigen.
De Vertaler zegt, eene, zoo veel mogelijk, woordelijke vertolking gegeven te hebben. Misschien ware het werkje nog bruikbaarder voor den Nederlandschen lezer, zoo van herwerden minder woordelijk had vertaald. Bij woordelijke vertaling is het dikwerf onmogelijk, uitdrukkingen te vermijden, welke en tegen den aard van onze taal strijden, en voor den lezer, die geen Hoogduitsch verstaat, meer of min duister zijn. Aan Germanismen ontbreekt het dan ook niet in dit stukje. Rec. meent hiertoe te moeten brengen: eene aanstelling tegenzien (te gemoet zien, verwachten); zich uitleven, dat bij herhaling voorkomt; de rook vindt zich weder, als een druppel water; uwe verbazing zal zich verliezen (ophouden). Het woord verkindtsche (bl. 19) klinkt hard en is bovendien ons geheel vreemd. Tans in plaats van thans zal eene drukfout zijn.