gunstig uit de vroegere uitgaven dezer vertaling bekend. Ook de tegenwoordige, op nieuw door Prof. heringa verbeterde, en door besparing van papier goedkooper uitgave, verdient loffelijke vermelding. Op bl. 4 en 5 hinderde ons het met ons taaleigen strijdige gebruik van het kwaad, in het meervoud, de kwaden; daar dit laatste alleen als meervoud van de kwade of booze [mensch] bij goede Schrijvers voorkomt, en dan zoo veel als de boozen, de snooden, de slechte lieden beteekent, b.v. Men moet zoo wel met kwaden als goeden verstandig weten om te gaan. Derhalve zouden wij, in plaats van: Wij zijn aan zekere kwaden onderhevig, en: Zonde en dood zijn twee groote kwaden, liever lezen: Wij zijn aan tweederlei kwaad onderhevig, en: Zonde en dood maken derhalve inzonderheid dat tweederlei kwaad of die beide soorten van kwaad uit, of wel iets dergelijks. Wijders, al kan men lavater niet zoo onbepaald nazeggen (bl. 43): ‘Wat heeft den Heer aan het kruis gebragt? - Gebrek aan physiognomisch gevoel;’ dewijl er toch zoo vele andere, sterker werkende oorzaken bestonden, welke dat gevoel bij velen, die daar anders mogelijk niet van verstoken waren, wel zullen hebben onderdrukt; durven wij desniettegenstaande dit welgestelde zedelijk-godsdienstig geschrift aan alle jongelingen, ter lezing en behartiging, aanbevelen.
Evenzeer mogen wij hun het kernachtige werkje van ebersberg aanprijzen, hetwelk den jongeling de nuttigste lessen van levenswijsheid geeft, zonder ergens de eischen van Godsdienst en ware zedelijkheid uit het oog te verliezen. Slechts hier en daar schijnt ons de oorspronkelijke Schrijver in zijne oordeelvellingen, vooral over de vrouwen, te streng; doch dáár wordt hij door den Vertaler, op eene bescheidene wijze, te regt gewezen. Over het geheel schijnt ons dit boeksken aan het oogmerk zijner uitgave zeer wel te beantwoorden.