goede versificatie; welk alles zoo veel te meerderen lof verdient, naarmate de zedige Dichter zich steeds op den achtergrond heeft gehouden, en met de meeste nederigheid over zijn werk spreekt. Maar gelijk wij aan de eene zijde regt doen aan deszelfs verdiensten, zoo sta het ons aan den anderen kant vrij, eenige feilen er in aan te wijzen. Hiertoe nu brengen wij in de eerste plaats de duisterheid van sommige volzinnen en uitdrukkingen, b.v. bl. 12: Één enkle slechts, de hand al wenkende naar boven, enz. waar misschien het werpen van voetzoekers omschreven wordt, maar dan zoo duister, dat men het moeijelijk raden kan. Bl. 16, van het begin tot de echte Koningsteelt, is almede niet gemakkelijk te verstaan. Tot die donkerheid hier en daar werkt de niet juiste interpunctie aanmerkelijk mede. Voorts veroorlooft zich de Maker meer vrijheid in de woordschikking, dan de taal toelaat, b.v. in het voorop brengen van den vierden naamval, waar men uit de buiging der lid- of voornaamwoorden dien naamval niet herkennen kan, gelijk bl. 52: Hoe dikwerf, Batavier! bedreigde uw keel het mes. Hoe dikwerf, Batavier! dreigde uwen strot het mes, zou, wat de woordschikking betreft, goed zijn, omdat de voorafgaande vierde naamval uwen strot als zoodanig kenbaar is. Zamentrekkingen, als Wilm voor Willem, staatge voor statige, zijn niet gebruikelijk. Het oordeel van 't gemeen, voor het algemeen, bl. 53, is niet goed te keuren, al zoekt de Dichter zijne meening door de aanteekening aan den voet der bladzijde op te helderen. De bedoeling eens Schrijvers moet uit zijne woorden zelve blijkbaar zijn. Bl. 43, deed beven op zweefde rijmt niet. Denkelijk is dit eene schrijffout. Men leze dus:
Toen 't moedig oorlogsros, als de aard' van 't krijgsvuur beefde, enz. Ver verwijdde voor ver verwijderde kust, op bl. 16, en verschulde voor verschuldigde dank, op bl. 44, kunnen almede volstrekt niet door den beugel. Op het rijm ij op ei zullen wij niet vitten. - In weerwil der aangeduide vlekken, bevelen wij echter dit gedicht aan de aandacht onzer onpartijdige landgenooten.
De beide navolgingen van la martine door wap zijn niet zonder verdiensten, zelfs op vele plaatsen bijzonder wel geslaagd. In het Andwoord op walter scott's Afscheid hindert ons echter 1o. de lengte van sommige volzinnen, waardoor de stijl vaak ingewikkeld en duister wordt. In het Fransch is dat of zoo niet, of waar het zoo is, (want la