hetgeen wij meermalen op 's mans geschiedkundige Romans hoorden aanmerken, dat zij meest allen zoo akelig eindigen. Het zou den beroemden Schrijver weinig moeite kosten, zijne ontknoopingen meer bevredigend voor het gevoelig hart van zijne lezers, vooral van zijne lezeressen, te maken.
Dat tromlitz, des verkiezende, zeer wel eene goede uitkomst aan zijne vertellingen weet te bezorgen, zou uit het eerste verhaal in den nu volgenden bundel moeten blijken. 's Mans begaafdheid in dat opzigt wordt daardoor echter niet bijzonder gestaafd: want de gelukkige ontknooping in: de geheimvolle Ring, of het bezoek aan het graf der geliefde, is zeer onnatuurlijk en grenst aan het wonderbare. Niet minder zonderling is het in denzelfden bundel vervatte verhaal van karolina von wachsman, getiteld: Margaretha Rosen, of Mannentrouw en Vrouwendweeperij, een romantisch tafereel uit den leeftijd van Karel XII, Koning van Zweden. Dergelijke lectuur brengt jeugdige lezers in eene overspannen, voor deugd en geluk meer of min gevaarlijke stemming.
Deze laatste aanmerking is insgelijks van toepassing op het eerste verhaal in het gezellig Onderhoud voor den beschaafden stand, namelijk Graaf Bruno van Eichelen, of de getrouwe Vriend. Beter beviel ons de tweede mengeling, het tooneelstuk van f. kind: de regtvaardige Vergelding, een tafereel naar het leven. Het verhaal: de Bruidskrans, of miskenning en onschuld, gaat weder de grenzen van het waarschijnlijke zeer ver te buiten; schoon het zeker, even als de meeste voortbrengselen van die soort, onderhoudend, ja zelfs boeijend is.
Even onderhoudend in elke afzonderlijke vertelling, minder prikkelend voor de verbeeldingskracht, en rijker aan gezond voedsel voor verstand en hart, zijn de Verhalen van den ouden Predikant van Mainau, door den gunstig bekenden Hoogleeraar jacobs, te Gotha. Als er nimmer andere dan dergelijke aangename en nuttige werken in onze moedertaal werden overgebragt, dan zouden wij ons over de heerschende vertalenszucht niet telkens beklagen; maar, schoon van de hier aangekondigde boekwerken niet één in zijn geheel verwerpelijk is, weten wij waarlijk niet, waarom men met zulk een' verbazenden ijver vreemde vruchten op onzen bodem overplant.