vele werkelijk bestaan hebbende personen en gebeurtenissen van dien tijd in voor, die dikwijls veel meer belang, dan de verdichte hoofdpersonen, inboezemen, en om welke te kennen men waarlijk ook geene verdichting noodig heeft. - Volgens den titel is de held dezer Geschiedenis slechts één; maar volgens den doorloopenden inhoud des werks zijn er twee: doch met de eenheid, zoo wel als met de goede aaneenschakeling, zonder geduchte luchtsprongen, nemen het sommige Romanschrijvers zoo naauw niet. De eene is dan de op den titel vermelde Invalide dieudonné, gezegd sans-regret, die, wegens in Amerika bekomene wonden, op voorspraak van den Prins van condé, in het Koninklijk Hôtel des Invalides te Parijs geplaatst is; de andere, de Burggraaf dammartin, Officier bij de Koninklijke Lijfwacht. Beide verlaten al spoedig de zaak huns Konings, vatten de wapenen op voor de Republiek, en dienen naderhand napoleon: beider lot wordt ook hoe langer hoe meer tot één gebragt, hoewel somtijds vrij avontuurlijk; en beider geschiedenis eindigt met het sneuvelen van sansregret, bij gelegenheid van napoleon's laatsten val, en (want dit is zoo in de romantische orde) met het huwelijk van zijnen zoon victorin en suzon, dochter van dammartin. Hunne hier verhaalde lotgevallen, en de gebeurtenissen, waarin zij min of meer eene rol speelden, hier verder te schetsen, is zonder te groote uitvoerigheid niet wel mogelijk, en zal ook door de meeste Romanlezers niet verlangd worden. - Het werk, zoo als het daar is, is levendig en onderhoudend genoeg geschreven: het laatste Deel komt ons wat gerekt voor. Een zedelijk doel heeft Rec. er niet in kunnen vinden. De Uitgeefster vertrouwt wel, ‘dat de
levendige beeldtenis dier onrustvolle tijden ook ten waarschuwenden spiegel zal kunnen strekken voor allen, die door gelijke oorzaken gelijke uitwerkingen in deze dagen schijnen te willen voortbrengen, of dezelve hunnes ondanks kunnen doen ontstaan’; en voor den nadenkenden Lezer mag er wel zoodanige opmerking uit te halen zijn: maar of dit het eigenlijke doel des Schrijvers geweest zij, hieraan meent Rec. te mogen twijfelen: immers niet alleen zijn de hoofdpersonen zoodanige lieden, die, ondanks de betrekking, waarin zij óf door beweldadiging, óf door naauwen dienstpligt tot den goeden lodewijk XVI staan, hem en zijne zaak zonder gewigtige reden verlaten; maar ook worden