Poésies, par Mademoiselle H. van den Bergh. Breda. Imprimerie de W.A. Oukoop. 1833. 132 pag. pet. en 8vo.
Het Erflied onzer Vaderen. Te 's Gravenhage, bij G. Vervloet. 1833. In gr. 8vo. 8 Bl. f : - 20.
De gedichten van Mejufvrouw van den bergh schijnen ons zeer wel in harmonie te staan met de taal, waarin zij geschreven zijn. Bevalligheid, verrassende wendingen, zacht en teeder gevoel, doch dat altijd door zekere luim gewijzigd en getemperd wordt, kenschetsen hare Muze: en wie zal niet toestemmen, dat het Fransch (met hetwelk de Dichteres genoegzaam vertrouwd is, om er hare denkbeelden en gewaarwordingen ongedwongen in uit te storten) juist voor zulke soort van poëzij uitnemend berekend is? Verhevenheid, kracht, stoutheid, eigenlijken hartogt, beeldrijke en bezielde taal moet men in dit bundeltje niet zoeken. De Dichteres laat zich ook niet voorstaan, in het hoogere gebied der Dichtkunst uit te munten of te schitteren. Zij wenscht aan een smaakvol publiek slechts zóó ver te behagen, dat men hare toonen met welgevallen aanhoore; en wij twijfelen ook niet, of dit lieve bundeltje zal vele lezers en lezeressen vinden.