thans een beknopt overzigt geven van het geheele, in ons oog, zeer belangrijke werk.
Het doel van hetzelve is voornamelijk, om voor de vergetelheid te bewaren die Penningen, welke, in onderscheiding van zoo vele andere, op geene bijzondere gelegenheid geslagen zijn, noch eene regtstreeksche geschiedkundige betrekking hebben. Van dien aard zijn:
1. Vroedschapspenningen. Omtrent deze vindt men in het eerste en vierde Cahier eenige belangrijke ophelderingen en wenken. De afteekeningen van een aantal derzelven vindt men Plaat I, XIII, XIX, XX en XXI. 2. Gildepenningen. Merkwaardige bijzonderheden omtrent de Gilden en Gildepenningen geeft de Schrijver op bl. 25-43. Een groot aantal derzelven zijn afgebeeld Plaat III, IV, V, VIII, IX, XV, XVI, XVII, XXII en XXIII. 3. Schutterspenningen. Over deze wordt gehandeld bl. 61-70. Men vindt afbeeldingen daarvan Plaat VII, XIV en XXIV. 4. Toegangspenningen. Afgebeeld Pl. II. 5. Belastingloodjes en Hulpmunten. Pl. VI. 6. Presentieloodjes. Pl. XI. 7. Armenpenningen. Pl. XII en XVIII.
Voorts ontvangt men nog in Plaat X een Facsimile van het Patent of den Verlofbrief, oudtijds aan de Vischdragers te Amsterdam uitgereikt; met eene afbeelding van het vischje, 't welk zij, waarschijnlijk op de borst, moesten dragen, en waarop bredero in een zijner stukken zinspeelt. Eindelijk vindt men in den tekst eene nadere beschrijving der op de Platen voorkomende Penningen, waar het noodig is van ophelderingen voorzien.
Gelijk het werk hier voor ons ligt, beschouwen wij het als een aangenaam en nuttig geschenk voor de beminnaars der vaderlandsche Penningkunde. Wij hopen, dat het den Schrijver aan aanmoediging, noch zijnen Uitgever aan het noodige vertier ontbreken zal, om ons spoedig op een tweede Deel te vergasten.