dere drukfeilen, hinderde ons, bl. 2: Austriam in dominio Belgii meridionalis successit Hispania, voor Austria successit Hispaniae.
Niet onaardig heeft de Schrijver, bij de schildering der hedendaagsche oproermakers, zich veelal bediend van woorden en volzinnen uit de te regt of te onregt aan cicero toegeschrevene Redevoeringen tegen catilina. Gelijk wij aan den eenen kant den Schrijver bijvallen, als hij, bl. 52 en 53, beweert, dat de Vorsten hunnen eed op de Grondwet niet mogen breken, en over het geheel ijvert voor verlichting en vrije mededeeling van denkbeelden, zoo moeten wij hem toegeven, dat het desniettegenstaande wenschelijk ware, dat de drukpersvrijheid overal deze beperking onderging, dat men niet langer in dagbladen (wier bestemming eigenlijk is het mededeelen van nieuwstijdingen en berigten) de daden der Regeringen mogt beoordeelen of over punten van Staatsregt uitweiden; behoudens de volledige vrijheid, om zulks in afzonderlijke en opzettelijk daartoe uitgegevene geschriften te doen, waaronder wij dan ook zoogenaamde vlugschriften of brochures zouden betrekken, die toch niet zoo dagelijks zouden verschijnen noch zoo algemeen gelezen worden; en altijd ook hierin op verantwoordelijkheid, hetzij van den Schrijver, hetzij van den Uitgever, hetzij van den Drukker.
Zoo deelt b.v. de Heer Mr. van sonsbeeck, als Staatkundige en Regtsgeleerde reeds zoo gunstig bij ons bekend, al is het, dat men niet altijd hem in alles gelijk kan geven, in het tweede hier aangekondigde werkje, zijne aanmerkingen mede omtrent de Kadastrale Operatiën en het reclameren daartegen. Hij doet dit bezadigd en oordeelkundig. Zoo iets behoort, in alle beschaafde landen, vrij te staan. Maar hoe zou men een dergelijk onderwerp naar behooren in een dagblad kunnen behandelen; en zou het dan ook niet den schijn hebben, of men den gemeenen man wilde opruijen, of ten minste de bevolking ontevreden maken? Neen! indien dagbladen in beoordeelingen traden, dan moesten