Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1834
(1834)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBijbel voor de Jeugd, door J.H. van der Palm. XXIIste Stuk. Te Leyden, bij D. du Mortier en Zoon. 1833. In kl. 8vo. 276 Bl. f 1-20.Met de uitgave van dit Stuk is de Geschiedenis van onzen Heer in vijf Deeltjes volledig. Het bevat de verhalen aangaande jezus' laatste lijden en sterven, van zijne opstanding, veertigdaagsch verblijf op aarde, en glorierijke hemelvaart. Wat zullen wij, na deze algemeene aankondiging, op nieuw van dit werk zeggen? Men vindt dezelfde levendigheid van voorstelling, dezelfde klaarheid van denkbeelden, dezelfde onderhoudendheid. van stijl; maar tevens dezelfde afwijking van den titel en het oorspronkelijke plan, als wij vroeger opmerkten. Is geene geschiedenis algemeener bekend, dan die van jezus, inzonderheid het hier behandelde gedeelte; is zij meermalen uitvoerig, zoo als door hess, beknopt, zoo als door beekhuis, beschreven, - zulks maakt het vooral niet gemakkelijker, dezelfde zaken op nieuw voor te dragen. Dank hebbe dus de Hoogleeraar voor de keurige bewerking der allerbelangrijkste en allerschoonste geschiedenis! Wij hadden wel hier en daar het een en ander aan te merken, als b.v. dat wij ons niet kunnen herinneren, iets opzettelijk opgemerkt te hebben gevonden over de oorzaken, die judas tot het verraden van jezus bragten; dat het verhaal van petrus' binnengaan in het voorportaal bij kajafas zeer gevoegelijk, en onzes inziens | |
[pagina 373]
| |
beter, gevoegd ware bij dat van 's Apostels verloochening en berouw; dat het ons zeer twijfelachtig, ja onwaarschijnlijk voorkomt, dat het eerste, nachtelijke verhoor van jezus voor den Joodschen Raad in tegenwoordigheid van de Soldaten en ook van petrus hebbe plaats gehad, gelijk de Hoogleeraar bladz. 133 wil; dat wij wel gaarne iets gevonden hadden over jezus' wijsheid in den omgang met zijne Jongeren na zijne opstanding, of, met andere woorden, van de redenen, die den Heiland tot zoodanig een verkeer bewogen, en derg. Ook verwondert het ons eenigzins, dat van der palm de drieurige duisternis aanmerkt als verzachting van jezus' lijden, nadat rensing, in zijn bekend, nuttig geschrift, op physiologische gronden, het tegendeel bewezen heeft; gelijk ook de hier gevolgde opeenvolging der gebeurtenissen (harmonie) in de Opstandingsgeschiedenis, ofschoon de gewone, ons zeer verdacht is geworden, nadat wij een stukje over de verschijning van jezus aan de vrouwen, door Prof. hofstede de groot, wij meenen in de Godgeleerde Bijdragen van 1829, hadden gelezen. Bladz. 93 wordt jezus'Ga naar voetnoot(*) zeggen: de geest is wel gewillig, maar het vleesch is zwak, omschreven: ‘Ik weet het, niet uit onwilligheid is het, noch uit gebrek aan genegenheid, maar uit gebrek aan zielskracht, dat gij mij den (de) vriendschapsdienst niet bewijst, dien (die) ik van u verge.’ Dit zal ligchaamskracht moeten wezen. Maar welk werk, al komt het uit de pen van eenen van der palm, is er, waarop niets valt aan te merken? Bij het vele, dat er in te prijzen valt, merken wij als eene zeer groote verdienste op, dat elke | |
[pagina 374]
| |
bladzijde diepen eerbied en hartelijke liefde voor den lijdenden Verlosser poogt aan te kweeken. Die innige eerbied voor christus en Christendom vereert in dit en alle 's Mans andere schriften den Hoogleeraar der Oostersche Letteren meer, dan de ontijdige ijver van sommigen onzer naburen, die hunne Kentniss der morgenländischen Sprachen und Literatur, tadelhaft genoeg, hebben aangewend tot verbreiding van min gunstige gedachten over de gewijde Oorkonden des Christendoms. Moge de geest van den achtingwaardigen, grijzen Hoogleeraar steeds wonen in allen, die in dit opzigt veel goeds kunnen doen en veel kwaads voorkomen! Wij herhalen onzen vroeger geuiten wensch, dat het onzen van der palm vergund zij, dit gewigtige Bijbelwerk, misschien het allernuttigste van zijne veelvuldige schriften, te voltooijen! |
|