den, dat deze Keur oorspronkelijk in het Latijn zoude zijn opgesteld, en bewijst, dat de Hollandsche tekst zeer wel de oorspronkelijke zijn kan.) Bl. 368-375, over den Roman Walewein. Bl. 428-432, over den Teuthonista. Bl. 438-445, over den stijl van hooft. Bl. 456-466, over gysbert japix, enz.
Men ziet uit deze zeer onvolledige opgave, welke hoogst belangrijke onderwerpen in dit boekdeel toegelicht worden. Zoo veel leerzaams ontvangende, maken wij ons misschien aan ondankbaarheid schuldig met te vragen, of niet het Nibelungen-lied ook voor onzen Taaltak van genoegzaam belang was, om er eenige melding van te mogen verwachten; en of ook b.v. scheltema's uitgave van Reintje de Vos niet, al ware het kortelijk, had mogen gedacht zijn? Ons althans zouden eenige bladzijden hierover welkom geweest zijn, en juist hier misten wij die ongaarne.
Wij nemen de vrijheid, om, ten aanzien van een paar plaatsen in dit werk, met bescheidenheid, het volgende in het midden te brengen.
Op bl. 75 belooft de Schrijver de verwantschap te zullen aantoonen van ons Nederduitsch sneeuw met het Latijnsche nix, ons brijzelen met het Latijnsche frangere, en ons dulden met het Latijnsche ferre. Wat de twee eerste woorden betreft, de Schrijver bewijst dit dan ook volkomen. Maar wat dulden betreft, brengt hij het niet verder dan tot tolerare en tuli. Dit tuli nu is wel in gebruik als perfectum van fero, maar is toch eigenlijk niet het perfectum van fero, maar van het in onbruik geraakte tulo. Tusschen dulden en ferre bestaat er dan ook, naar het ons voorkomt, geene andere overeenkomst dan van beteekenis; maar dit is iets geheel anders dan eene Etymologische verwantschap.
Bl. 101. duizend of zelfs elf eeuwen. Eene schrijf- of drukfout voor duizend jaren of elf eeuwen.
Op bl. 173 trekt de Schrijver het verhaal van stoke omtrent hetgeen willebrord te Westkappelle overkwam in twijfel, en voegt daar onder anderen, op het