Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1834
(1834)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 316]
| |
Een Geestentoren, waarin niets spookachtigs of geestachtigs, zelfs, wat erger is, niets geestigs voorkomt, maar wel eene verwarde, onwaarschijnlijke vertooning ten tooneele gevoerd wordt. Treur- of Blijspel kunnen wij haar niet noemen. Zij heeft ons geene tranen afgeperst, geen' lach ontlokt. Horatius heeft het reeds geleerd: Wat werken van smaak betreft, worden middelmatige Schrijvers noch door de menschen, noch door de Goden geduld. En o! ware het ook thans nog zoo, dat zij, gelijk hij zegt, zelfs in de boekwinkels niet toegelaten werden!Ga naar voetnoot(*) Tot een proefje een gedeelte van de lijkrede van den biechtvader op eenen zelfmoordenaar: ‘Zijn geheel leven was een keten van misstappen en dwaasheden, welke hij echter in het laatste uur zijns levens ingezien heeft - hetwelk hieruit op te maken is, dat hij, om voor de zijnen door eenen schandelijken dood zijn aandenken niet smartelijk te maken, zelf een einde aan zijn leven gemaakt heeft. Hij zag in, dat hier het einde van zijn slecht leven was; om der deugdzamen wille, die met hem in betrekking stonden, is God hem genadig geweest. - Laat ons, daar ook voor ons eenmaal, voor den eenen vroeger, voor den anderen later, het uur des doods zal slaan, thans een aandachtig “Ave Maria” bidden en hem eeuwige rust wenschen.’ |
|