met de redenen en het doelwit daarvan, te leeren kennen, zou men zich geweldig vergissen. Ook wegens het Gezelschap der Carbonari ontvangt men geene de minste inlichting. Neen! men ontmoet hier alleenlijk eene vertrouwelijke, in levendigen en fraaijen stijl vervatte, mededeeling van pellico's gewaarwordingen en lotwisselingen, gedurende het tijdsverloop zijner tienjarige opsluiting. Somtijds had de Schrijver oogenblikken van wanhoop, ongeloof en wraakzucht, en hij is te opregt, om die donkere tijdstippen uit de geschiedenis van zijn hart te verbergen; doch telkens hernamen het vertrouwen op de Voorzienigheid, het geloof aan het Evangelie, en de vergevensgezindheid, hunne regten in zijn gemoed. In dezen Italiaan is het opmerkelijk, dat hij steeds zijnen troost in den Bijbel zocht, en van niets anders weten wil, dan hetgeen hij daaruit weet af te leiden. Hij had oogenblikken van twijfel aan den Goddelijken oorsprong van het Christendom; doch deze twijfelingen overwon hij telkens, zonder ooit zijne toevlugt tot de Roomsche Kerk en hare hulpmiddelen te nemen. Indien hij Roomsch is, dan is hij zulks even als erasmus; maar in overtuiging en beoefening is hij zoo echt Protestantsch, als immer mogelijk is, ten minste voor zoo ver wij uit dit werk zijne gedachten leeren kennen. In zijnen Evangelischen ijver doet hij zelfs nu en dan eene overdrevene uitdrukking, b.v. bl. 96, dat men het aanwezen van God niet kan erkennen, wanneer men het Evangelie verwerpt. Juister zou hij gezegd hebben, dat men alsdan zich minder edele begrippen van het Opperwezen vormt, ofschoon men deszelfs bestaan erkennen moge. Overdreven is ook somwijlen de kieschheid van pellico, b.v. bl. 267, waar hij weigert gebruik te maken van de vleeschspijzen, die de gevangenbewaarder hem schenken wilde, en dat alleen, in weerwil dat de honger hem kwelde, omdat de man hem dan welligt te veel blijken van
edelmoedigheid zou gegeven hebben! Maar er zijn overdrijvers in alles, en best dan nog in de deugd.