gelukkige en nuttige menschen te vormen.’ Aldus drukt zich de Schrijver in het voorberigt uit over den inhoud en het doel van zijn geschrift. Zijn Eerw. heeft niet misgerekend, wanneer hij meent, ‘dat het geschiedkundig gedeelte zich getrouw aan de waarheid gehouden heeft;’ vertrouwt, ‘dat in het overige niets zal gevonden worden, hetgeen tegen de waarschijnlijkheid inloopt,’ en hoopt, ‘dat de karakters gelijk aan zichzelven gebleven, en in elke stad of elk aanzienlijk vlek van ons vaderland te vinden zijn;’ terwijl, wat ons aangaat, de wensch des Heeren van spall vervuld is, ‘om de aandacht zijner geachte lezers op eene aangename wijze gaande te houden.’
De eerste zijner hoofdpersonen is de zoon eens rijken Hoogleeraars, veronachtzaamd door zijnen vader, vertroeteld door zijne moeder, en geheel bedorven door een' Franschen Gouverneur, welke ook de oudste dochter des huizes verleidde, en nog vóór de ontdekking hiervan, maar toch voor de rust en het geluk des huisgezins nog veel te laat, zijn afscheid ontving. De andere dochter is een door en door braaf en lief meisje, dat dan ook eenen braven en kundigen Predikant, haren neef, tot echtgenoot bekomt. Gustaaf wordt aan de Akademie een lichtmis; trekt als garde d'honneur naar Frankrijk; maakt na zijne terugkomst een braaf meisje, door een rampzalig huwelijk, ongelukkig; leeft, na scheiding van deze, met eene bijzit, en sterft, na het doorbrengen van zijn vermogen, in berouw. - Matthijs biezer is een arbeiderszoon, die in zijne jeugd gustaaf uit het water redt; vervolgens boerenknecht wordt; in de Fransche conscriptie valt; den veldtogt in Spanje medemaakt; aldaar tot Officier wordt bevorderd, en eindelijk in het dorp zijner geboorte tot den post van Ontvanger wordt benoemd, waar hij met elsje, de dochter van zijnen voormaligen baas, een gelukkig huwelijk sluit, nadat dit paar lang was vaneengescheiden door den laster, welke, en nog al met veel schijn van regt, op haar kleefde, van eenen oneerbaren omgang te hebben gehad met gustaaf, aan wiens sterfbed dan de onwaarheid van dit gerucht uitkomt.
Dit is het hoofdbeloop der geschiedenis. Wij lazen het boek met veel genoegen. De gebeurtenissen zijn genoeg boven het alledaagsche, om belangrijk, en toch niet avontuurlijk genoeg, om onwaarschijnlijk te wezen. De gang des verhaals is geregeld en aangenaam; de stijl zuiver en leven-