Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1834
(1834)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Mensch en het Geld, of Inkomsten en Huishouding; een Boek voor allen, behelzende nuttige raadgevingen, om eerlijk geld te verkrijgen, het verstandig te behouden en nuttig te gebruiken; ter behartiging voor jonge en oude lieden, voor mindere en hoogere standen, door Ebersberg. Naar den tweeden veel vermeerderden Druk uit het Hoogduitsch vertaald. Te Alkmaar, bij J.A.M.W. Lesage ten Broek. In kl. 8vo. VIII en 183 bl. f 1-50. | |
[pagina 207]
| |
Het doorgaande doel eener beoordeeling behoort te zijn, den lezer, zoo veel mogelijk, met den inhoud van een werk bekend te maken, om, dit gedaan zijnde, hem, als 't ware van zelf, op het standpunt te brengen, dat eigenlijk hij en niet de beoordeelaar het juiste oordeel velle. Dat een onpartijdig beoordeelaar het zoo behoort aan te leggen, was en is nog steeds hetgeen Rec. zich telkens, wanneer hij zal beoordeelen, vooraf herinnert. Het is toch eene zeer moeijelijke zaak, een oordeel te vellen, waar het eigenlijke ik geene stem bij zoude hebben. Maar laat het ik medespreken, indien dat slechts niet den boventoon kraaije, en, als met aureolus philippus theophrastus paracelsus bombastus von hohenheim, elk toeroepe: ‘Gij moet u spiegelen in mij, ik mij niet in u; gij moet aan mij een voorbeeld nemen, ik niet aan u; aan u allen stel ik mij ten voorbeeld.’ - Laat de neus van den beoordeelaar, als die van Diego in het verhaal van slawkenbergGa naar voetnoot(*), soms wat sterk uitsteken; is het zijne schuld, wanneer de Lezers, even als de nieuwsgierige Straatsburgers, hem slechts daarom volgen, dat zij niet anders verlangen dan hunne nieuwsgierigheid te voldoen, zonder daarbij te overwegen, wat hun belang eigenlijk van hen vordert? Maar, helaas! helaas! zegt slawkenbergius met een' hevigen uitroep, het is de eerste maal niet, en ik vrees dat het ook de laatste maal niet zal zijn, dat eene sterkte gewonnen of verloren is geworden door - neuzenGa naar voetnoot(†). Rec., meenende opgemerkt te hebben, dat velen slechts beoordeelingen lezen, om eene oppervlakkige kennis met het boek - en niet meer - te maken, heeft, in het onderhavige geval, het er opzettelijk op toegelegd, zijne Lezers met | |
[pagina 208]
| |
den inhoud dezes boeks niet bekend te maken, en in hun belang geoordeeld, voor deze keer, als van den drievoet zijn oordeel te vellen. Om evenwel niet den schijn te hebben van geheel willekeurig te handelen, en in onze hoogst liberale tijden voor een' volslagen Legitimist, Absolutist of Ultra gehouden te worden, zal hij misschien eene enkele plaats uitkippen uit het werk zelve, om daardoor, kon het zijn, de Lezers dezer beoordeeling nog nieuwsgieriger te maken naar den geheelen inhoud. Hoe men over het algemeen den inhoud van dit werkje moge beoordeelen, de Vertaler had de uren, welke hij kon afzonderen, niet nuttiger kunnen besteden. Bij de overbrenging had hij niet zoo zeer een takje of rankje behoeven te besnoeijen, als wel dat hij, zonder eigen werk te willen leveren, nogtans de van elders gekozene voorbeelden door eigene had kunnen vervangenGa naar voetnoot(*). Maar hetgeen elders tot nuttige berekening en goede gevolgtrekkingen gebezigd wordt, kan ook bij ons ten voorbeeld gesteld worden. Wij willen het goede erkennen, waar wij het vinden, en navolgen, door wien het worde voorgesteld. Hetgeen geschreven werd om te leeren, hoe men geld eerlijk verkrijgen, verstandig behouden en nuttig gebruiken zal, moet voor elk, ook voor den Nederlander vooral, belangrijk zijn. Hij toch wordt gezegd gaarne geld te verdienen, en heeft den naam en ook de daad, daarnaar op eene eerlijke wijze te trachten; onze voorouders verstonden vooral de kunst, om de winst verstandig te behouden; en óf zij op zijnen tijd er een nuttig gebruik van wisten te maken! Men ga het antwoord vragen bij de vele weldadige inrigtingen en stichtingen voor kunsten en wetenschappen, die voortgesproten zijn uit de eerlijke verdiensten en verstandige wijze van bewaren, die alleen tot eene nuttige besteding kon leiden. Daar met den tijd echter een en ander verandert, zoo kunnen herinneringen aan zulke tijden niet dan nuttig zijn; als waarschuwingen, om niet af te wijken, zullen zij reeds derzelver verdiensten hebben. In hoe verre wij ons boven de landgenooten van den Schrijver of andere volken verheven meenen, | |
[pagina 209]
| |
en zulke teregtwijzingen en raadgevingen op ons minder toepasselijk zouden zijn, hierover beslissen wij liefst niet. Indien wij inderdaad zoo verheven zijn, zoo strekke het ter bevestiging van het goede; en daar het in dit boekje aan geene voorbeelden ontbreekt, hoe de mensch dalen kan, zoo make het waakzaam en leere toezien, dat hij, die staat, niet valle! Met den Vertaler wenschen wij dit boekje in veler handen; aller harten zullen er niet voor geopend zijn, want het bekende gezegde: Ach! wilden alle menschen wél, en waren daarbij wijs, enz. toont, dat het voor velen zelfs nog te vergeefs zal geschreven zijn. Wij bevelen echter, met hem, de verspreiding van hetzelve allen ouders, opvoeders en dezulken, die eenigen invloed op hunne onderhoorigen hebben, met alle vrijmoedigheid aan. Het is in gemakkelijk formaat en zindelijk gedrukt, en heeft een vriendelijk en uitlokkend voorkomen. Wat den Schrijver betreft, die denkelijk van onze goed- of afkeuring niets vernemen zal, zoude het om het even kunnen zijn, hoe wij over hem dachten of oordeelden. Vrijmoedig zeggen wij, dat hij onbillijk zal en zoude doen, die dit zijn werk hard wilde beoordeelen. Wie zoude hartelijke en welmeenende raadgevingen, door eigene ondervinding gekocht, wél betaalde levensregelen kunnen terugstooten? Liever danken wij hem voor hetgeen hij met broederlijke liefde zijnen vrienden op het hart drukt. Juist slaan wij het boekje open, waar de Schrijver over het Beursspel, den windhandel, spreekt. Staan wij een oogenblik stil bij deze gevaarvolle klip. Het is ook hier als met de meeste dingen: niet in de Beurs, maar in den mensch is het misbruik gelegen. Waar de menschen de Beurs als de markt beschouwen, die tot koopen en verkoopen van allerlei openbare effecten, wissels, geldsoorten en waren bestemd is, daar is zij voor hen en voor het algemeene welzijn eene allernoodzakelijkste en nuttige inrigting. Waar zij alleen als de plaats wordt beschouwd, om gemakkelijke en spoedige winst te verkrijgen, wordt zij de kampplaats, waar eer en vermogen verloren wordt. De eerste klasse, die der achtbare Handelaars; zij schragen de Beurs; zij zijn de kolommen, die den handel dragen, en aan hen is het te danken, dat onze Beurs tot nog toe de markt is gebleven, waarop het oog van Europa altijd gerigt blijft, en waar de geld- | |
[pagina 210]
| |
behoevende Mogendheden het liefst de leeningen sluiten. De tweede klasse, die der Beursspelers; hunne gedragingen mogen iets kluchtigs hebben, wanneer het kluchtspel pas begint, en zoo lang zij handelen, gelijk de Schrijver dit bl. 65 en verv. beschrijft; maar als de bepaalde dag komt, op welken de verkochte papieren geleverd of de gekochte ontvangen moeten worden; wanneer dan, in plaats van eene gemakkelijk en spoedig verkregene winst, het vermogen der kinderen, het huwelijksgoed der vrouw, de eer van het geslacht moet geofferd worden, - dan kost het dikwijls maar ééne schrede van de eer tot de schande, éénen stap van het verschrikkelijk dobbelhuis tot den kerker of den schandpaal! ten zij dat de echtgenoot, de vader van verscheidene onmondige kinderen, zijne schuld nog zoekt te verzwaren voor den Eeuwige, door als zelfmoorder te sterven! (bl. 8.) Gelukkig ware het, indien, zoo als de Vertaler in eene noot bl. 70 zegt, het in dit Hoofdstuk vermelde voornamelijk slechts op de agiotage op vreemde Beurzen, gelijk die van Weenen en Parijs, van toepassing was! Hij heeft, zoo het ons voorkomt, wél gedaan, dit Hoofdstuk in deszelfs geheel behouden te hebben; het is niet alleen op de vreemde, het is helaas! ook op onze Beurzen maar al te toepasselijk. Gelukkig, indien het tot waarschuwing mogt strekken tegen den verderfelijken windhandel! Door dezen toch is reeds zoo menig landgenoot te grond gebragt, onteerd, geschandvlekt en ellendig geworden. |
|