Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1834
(1834)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 200]
| |
De Heer schotel, bereids gunstig bekend door zijne bij de Leidsche Akademie bekroonde Verhandeling over de verdiensten van balthasar huydecoper omtrent de Nederlandsche Taal en Letterkunde, alsmede door zijn belangrijk Iets over het Slot Teilingen, en de bezigheden van jacoba van beijeren op hetzelve, geeft in de Opdragt van het aangekondigde werk te kennen, dat hij aanvankelijk voornemens was geweest, de merkwaardige lotgevallen van de evengemelde Gravin te beschrijven; doch dat hij, hierin onoverkomelijke zwarigheden ontmoet hebbende, te rade is geworden, het leven van twee minder bekende, maar toch verdienstelijke menschen te bearbeiden, te weten van cornelis van alkemade en pieter van der schelling. Aan dit voornemen, en de gelukkige volvoering van hetzelve, zijn wij nu dit, in ons oog zeer belangrijk, werk verschuldigd, hetwelk ons niet alleen beter dan te voren met de levensbijzonderheden dezer twee, in de Nederlandsche Geschied- en Oudheidkunde, voor hunnen tijd, doorervaren mannen bekend maakt, maar ook eene breedvoerige en oordeelkundige opgave behelst hunner nagelatene werken, zoo gedrukte, als nog in Handschrift aanwezige. De inhoud is als volgt: I. Letterlievend Leven van cornelis van alkemade, bl. 1-43. Alles, wat hieromtrent in vele werken verspreid lag, is hier met oordeel en smaak bijeengebragt. Alkemade werd geboren den 11 Mei 1654; doch wáár, dit schijnt onzeker. Kok (Vad. Woordenb.) zegt, te Rotterdam; maar op de bokaal, hem in 1732 door de Regering der stad Leiden geschonken, leest men: cornelio van alkemade, Leidensi. (Verg. den Schrijver, bl. 1, 300 en 324.) Hij was Commies der Convooijen en Licenten te Rotterdam, en overleed aldaar den 12 Mei 1737, in den hoogen ouderdom van 83 jaren. II. Letterlievend Leven van pieter van der | |
[pagina 201]
| |
schelling, bl. 47-54. Van dezen is, bij gebrek aan bouwstoffen en berigten, zeer weinig gezegd. Hij was de schoonzoon en ijverige medearbeider van alkemade, Doctor in de beide Regten, en Predikant bij de Remonstrantsche Broederschap. Hij overleed in of kort vóór het jaar 1751. III. Gedrukte Werken van beiden. Van niet minder dan 19, meestal vrij uitgebreide, werken wordt hier een oordeelkundig verslag geleverd, waartoe de vrienden van den Heer schotel, blijkens de Voorrede, hem belangrijke bijdragen geleverd hebben. Zoo hebben wij het uitvoerig en fraai verslag van alkemade's Munt der Graven van Holland (Delft, 1700, fol.) te danken aan de medewerking van den Heer noordaa, en de bij uitstek belangrijke beoordeelingen van de uitgaven van van zurck's Codex Batavus en van van leeuwen's Practijk der Notarissen aan den Heer Mr. van hasselt. Veel nuttigs werd door den Schrijver zelven bijeengebragt, onder anderen over alkemade's Kampregt, Beschrijving der Stad Brielle en Inleiding tot het Ceremonieel der Begrafenissen, van welk laatste stuk de Heer schotel ons eene omwerking en uitbreiding belooft. IV. Handschriften, bl. 193-320. Hier ontmoeten wij: 1o. Handschriften van c. van alkemade, door zacharias conrad von uffenbach gezien en beschreven. Dit gedeelte is opgesteld naar aanleiding van uffenbach's Merkwürdige Reisen durch Niedersachsen, Holland und Engelland. Ulm, 1754. 8vo. 2o. Hss. door kluit in 1777 gezien bij den Heer salomon bosch te Rotterdam. Dit verslag is ontleend uit den Brief van den Hoogl. kluit in van wijn's Huiszittend Leven, 2de Stuk. Het is te bejammeren, dat de Heer schotel niet geslaagd is in zijne poging, om inzage dezer rijke verzameling te verkrijgen, waarvan de Heer c. van vollenhoven te Rotterdam thans bezitter is. Wij twijfelen niet, of dit gedeelte zoude daardoor veel in nieuwheid en be- | |
[pagina 202]
| |
langrijkheid gewonnen hebben. 3o. Handschriften van beiden, in bezit van Liefhebbers der Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde. Dit is, in ons oog, het meest belangrijke gedeelte van dit boek, vooral om het zeer uitvoerig verslag van alkemade's Beschrijving van voorname Geslachten, V Deelen, fol. (bl. 227-281). 4o. Handschriften, door beiden gebruikt bij het zamenstellen hunner Werken. Dit gedeelte bevat veel belangrijks, maar zou, naar wij vermeenen, nog vrij aanmerkelijk hebben kunnen vermeerderd worden uit den (voor ons liggenden) Catalogus der Bibliotheek van alkemade en van der schelling, Rott. 1751, 8vo., waar onder de Mss. (p. 103-113) een aantal belangrijke stukken voorkomen, welke wij hier niet vermeld zien. Ten slotte volgen Bijlagen, Bijvoegsels en Verbeteringen. Het werk is versierd met facsimile's van het geschrift van alkemade en van eenen brief van van der schelling aan den Heer w. otto reitz, en eindelijk met eene gekleurde plaat, voorstellende de wapens van rossum en boisot, welk laatste, volgens den Schrijver, niet bekend was. De wijze, waarop het geheel bearbeid is, verdient allen lof. Het ware ongetwijfeld te wenschen, dat het Leven en de Geschriften van van loon, van mieris en andere Letterhelden der XVIIIde Eeuw eens op gelijke wijze behandeld werden. Tot dusverre is de Letterkundige Geschiedenis onzer vaderlandsche Schrijvers der XVIIIde Eeuw nog maar schraal bewerkt. De Schrijver heeft op eene waardige wijze, en zonder overdrijving, de eer van van alkemade en van der schelling gehandhaafd; de groote verdiensten hunner meeste werken en derzelver blijvend nut in een helder daglicht geplaatst, zonder hun gebrek aan smaak, 't geen trouwens dat van hunnen leeftijd was, te ontveinzen. Zoo veel heeft hij zeker bewezen, dat het oordeel van bilderdijk, die hen slechthoofden noemde, die het te wenschen ware dat nimmer hunne pen | |
[pagina 203]
| |
op 't papier gezet hadden, even laatdunkend en onregtvaardig was, als toen hij wagenaar eenen dommen ezel en lage koopmansziel noemde, of meerman een' wurm in alles, die zich blind gekeken had op de ontzachlijke Bibliotheek van zijnen Grootvader. |
|