Niet alle bloemen ontluiken ten zelfden tijde, en niet alle Almanakken komen vroeg genoeg in het licht, om in ééne aankondiging begrepen te kunnen worden, blijkens het viertal, waarmede wij ons verslag van dezelve voor dit jaar besluiten, met voorbijgang van meerdere, ons niet of te laat geworden.
No. 1 getuigt van de vlijt en keurigheid des uitgevers, die thans in warmer luchtstreek, naar wij vernemen, zijne fortuin te gemoet gaat. Het proza-werk is niet van geest ontbloot. Luchtig en zonder aanmatiging gesteld, is alles voor blijgeestigen voldoende. Moesten wij kiezen, dan zouden wij aan: Niets de voorkeur geven. In het poëtische gedeelte treffen wij de namen van loots, moens, van someren (althans zijn naamcijfer), warnsinck, klijn, staring, foppe, van oosterwijk bruyn aan; en kan dan de verzameling van belang ontbloot wezen? De grijze van walré zal zich, vreezen wij, ergeren aan den Redacteur, die de voorletters van zijnen naam in het extempore (e.t.) heeft meenen te vinden, en die vergissing in den bladwijzer heeft herhaald. Wij wenschen den nieuwen uitgever, j.a.m.w. lesage ten broek, te Alkmaar, even veel smaak en geluk toe als zijn voorganger; dan zal dit jaarboekje niet in de kindschheid behoeven weg te sterven, maar nog lange tot verlustiging der Hollandsche Blijgeestigen strekken.
No. 2 kan wel niet in allen deele op gelijke waarde als zijn evengenoemde jongere broeder roemen, maar heeft toch ook veel, dat ter aanbeveling strekt. Ofschoon met mindere omzigtigheid bewerkt, om aanstoot te mijden, lazen wij de beschouwing van erasmus als Hekelschrijver met genoegen, en de bekende vertelling van daniël, die wij vroeger elders lazen, wekte bij herhaling onzen glimlach om het koddige der zamenstelling. De verzen dragen niet alle den stempel der kieschheid; maar, al ware het alleen om de Geestverschijningen op de oude Schans, door j. van oosterwijk bruyn bezongen en door een voldoend steendrukprentje toegelicht, koope en leze het publiek dit product van de onvermoeide pers der Gebr. diederichs.
No. 3 prijkt met het blazoen van vindicat atque polit op den titel, en bevat alles, wat de Groninger Student in een jaarboekje, te zijnen behoeve bijzonder geschikt, kan verlangen. De Geschiedenis der Akademie onder het Rectoraat van den Hoogleeraar ten brink, 1832-1833, is wél, en het laatste gedeelte voorzigtig gesteld, maar uit dat oogpunt