van voorbeelden; dat ik, ten tweede, eene bepaling poog te geven, in overeenstemming met de aangehaalde plaatsen en bijgebragte voorbeelden; dat ik, eindelijk, aanroer de vraag over het verband tusschen de wonderen en de orde der Natuur, en opgeef deels het gevoelen van anderen hieromtrent, deels ook mijne eigene gedachten.’
Caput I heeft tot opschrift: Vocabula et Exempla. De woorden, hier aangehaald in het oorspronkelijke, zullen wij voegzaam kunnen voorbijgaan, en alleen zeggen, dat hier al die uitdrukkingen worden aangevoerd, welke in den Bijbel aangaande wonderen gebezigd worden. ‘Het is duidelijk, dat door zeer velen van die woorden wezenlijk wordt aangeduid hetgeen Godgeleerden een wonder noemen. Over enkele zou de een of ander twijfelen, omdat het met zijne definitie van wonderen niet overeenkomt. Niemand zal echter deze optelling misbillijken, dan misschien van wege de eene en andere uitlating, indien hij maar overweegt, met welk doel wij dit alles hier behandelen.’ De Schrijver vreest, dat misschien de Lezers van oordeel zullen zijn, dat hij veeleer iets heeft overgeslagen dan overbodigs aangevoerd. Wij zouden van een tegenovergesteld gevoelen zijn. Het woord teeken b.v. verlangt voor zichzelve als zoodanig geene behandeling, maar wel in zoo verre het van een wonder gebezigd wordt. Dan, de Heer andreae heeft welligt hiervoor redenen, en verdient, wegens zijne bescheidenheid, zoo openlijke tegenspraak niet.
Caput II. Quomodo ex positis vocabulis, formulis atque exemplis probabilis definitio miraculorum efficiatur. De vraag: Hoe uit die woorden, zegswijzen en voorbeelden de waarschijnlijkste definitie van wonderen kan worden opgemaakt, wordt in dit Hoofdstuk dus behandeld, dat de Schrijver, na aangetoond te hebben, dat alleen door het woord miraculum, wonder, niet alles wordt uitgedrukt, wat vroeger in het 1ste Hoofdstuk is voorgekomen, dadelijk p. 31 zijne definitie van wonderen