verdient, en een geheel verzonnen verhaal er verre boven te verkiezen is, dit valt, naar ons inzien, niet te betwijfelen; maar zeker mag men gunstiger oordeelen over zoodanige werken, die alle publieke gebeurtenissen onvervalscht mededeelen, en alleen eene liefdegeschiedenis van dezen of genen held, of van eenig verdicht persoon, tot vorming van het romantische weefsel, invlechten. Doch ook dán kan die soort van litteratuur niet ruimschoots worden aanbevolen: want juist door de vermenging van zoo veel waarheid onder eenen verzierden of aanmerkelijk opgesierden minnehandel leert de lezer zich veelal, zoo het een waarlijk bestaan hebbend persoon geldt, geheel verkeerde of althans ongegronde denkbeelden van het karakter des helds en de drijfveren zijner daden maken; of is de persoon een verdicht wezen, dan wordt alligt, bij de moeijelijkheid der vaneenscheiding van denkbeelden, die eenmaal als een zamenhangend geheel in het geheugen zijn opgenomen, aan zulk een denkbeeldig wezen een invloed op den gang der gebeurtenissen toegeschreven, waarvoor geen de minste grond in de Geschiedenis te vinden is. Over het geheel wordt men dikwerf genoodzaakt, het meeste belang te stellen in menschen, die, al hebben zij werkelijk bestaan, in de Geschiedenis wel niet op den voorgrond zouden zijn geplaatst geworden. Over die vlijtiger beoefening van den geschiedkundigen Roman kunnen wij ons daarom slechts ten halve verheugen. Hoe voortreffelijk zoodanige voortbrengselen in hunne soort zijn, blijven zij toch altijd een middelding tusschen waarheid en verdichting, met welks beoefening men niet te behoedzaam kan wezen. Hoe beter intusschen dergelijke opstellen in hunne soort zijn, des te liever nemen wij dezelve in handen, en het doet ons wezenlijk genoegen, de beide hier aangekondigde werken met lof te mogen vermelden.
Zeer veel onpartijdigheid en staatkundige waarheid wordt er in de Poolsche Broeders gevonden. De schildering van karakters en zeden schijnt ons eigenaardig. De stijl is in het algemeen zuiver en onderhoudend. Op bl. 32 (wij teekenen dit aan ten gevalle der lezers) verandere men, regel 6 van ond., Alexander in Stanislaus. Die schrijffout bragt ons, bij de lezing, een oogenblik in de war; doch uit den zamenhang bemerkten wij de feil.
Nog boeijender, levendiger en ingewikkelder, terwijl hij tevens voor ons Nederlanders belangrijker is, schijnt ons de