Tafereel mijner Krijgsgevangenschap in Rusland van den jare 1812 tot 1814. Door Frederik Peppler, Kapitein der eerste klasse bij het Groot-Hertoglijke 3e. Regiment Hessische Infanterie van Linie, Ridder enz. Vrij vertaald uit het Hoogduitsch, door A.J.P. Storm de Grave, Majoor. Te Gorinchem, bij J. Noorduyn. 1833. In gr. 8vo. X en 184 bl. f 1-90.
Reeds meer dan een der uit Rusland teruggekeerde krijgsgevangenen heeft zijne lotgevallen aan het publiek bekend gemaakt. Ook de Hessische Infanterie-Kapitein fr. peppler besloot, na zoo vele jaren, de zijne openbaar te maken, en hieraan zijn wij een belangrijk en lezenswaardig boek verschuldigd.
De Kapitein verhaalt, op eene levendige wijze, zijne ongehoorde rampen. Na op den terugtogt uit Moskou met vreeselijke koude en het knagendst gebrek geworsteld te hebben, werd hij kort na den overtogt der Berezina door de Kozakken gevangen genomen, en moest nu met een aantal lotgenooten, allen Officieren, ongeveer 600 uren ver tot in Aziatisch Rusland vervoerd worden, Uitgeplunderd, bij eene gestrenge koude genoegzaam van alle kleeding beroofd, uitgehongerd, gruwzaam geslagen en mishandeld, leed hij op de eerste helft van dezen weg eene namelooze ellende, waarbij slechts dit ééne onbegrijpelijk is - dat hij nog leeft! Maar, tegen vele monsters in menschengedaante, ontmoette hij ook nu en dan edele wezens, aan welke hij telkens zijne redding te danken had. Aandoenlijk vooral is het tafereel zijner verzorging te Minsk onder liefderijke, edele menschen, op het oogenblik dat hij den dood nabij was. Ook de vriendschap had haar aandeel in zijn behoud. Een zekere Luitenant braun was zijn gestadige lotgenoot, boezemvriend, en wederkeerig waren zij meer dan eens elkanders redders. Ook deze keerde behouden terug, en ligt thans met zijn Regement in garnizoen te Luxemburg. Dáár leerde hem de Majoor storm de grave kennen, en nu bestoot deze laatste tot de vertaling van dit werkje, waarin de lotgevallen der beide vrienden op