Nieuwe Hoogduitsche Spraakleer, voornamelijk naar de spraakkunstige werken van J.C.A. Heyse bswerkt, ten gebruike der Nederlanders, door J.H. Behrns, Lector in de nieuwere Talen aan 's Rijks Athenaeum te Franeker. Te Franeker, bij G. IJpma. 1832. In gr. 8vo. XVII en 354 bl. f 2-40.
Rodolph Willemssen's Phil. Theor. et Litt. Hum. Cand., beknopte en volledige Hoogduitsche Spraakkunst, voornamelijk ten dienste der Nederlandsche jeugd, tevens voor alle beoefenaren der Hoogduitsche taal, enz. enz. Te Breda, bij F.P. Sterk. 1831. In gr. 8vo. XVII en 642 bl. f 3-:
In den Vriend des Vaderlands voor 1832. No. VI. vindt men eene zeer scherpe beoordeeling, door eenen ongenoemden gesteld, van willemssen's Hoogduitsche Spraakkunst. Sommige kleinigheden worden daar wel wat breed uitgemeten; doch dit neemt niet weg, dat er inderdaad eenige leemten en onnaauwkeurigheden zijn aangewezen, zoodat willemssen's in vele opzigten voortreffelijk werk vruchteloos op die onfeilbaarheid aanspraak maakt, welke de vervaardiger er zoo gaarne aan zou willen toekennen. Maar ten onregte meende de ligtgeraakte en te spoedig op dezen of genen argwaan vattende Heer willemssen, dat de Heer behrns zijn Recensent in den Vriend des Vaderlands geweest was; en die dwaling in den persoon des beoordeelaars vervoerde hem, toen de Hoogduitsche Spraakleer van behrns in het licht verscheen, onedelmoediglijk, van dezelve, insgelijks in den Vriend des Vaderlands, No. VII, eene allervinnigste beoordeeling te schrijven, zoo mogelijk in nog hatelijker toon, dan die van den onbekenden Recensent van willemssen's werk. Hoe partijdig intusschen die beoordeeling moge zijn, zoo veel heeft ook dat geschrijf bewezen, dat zoo min het werk van den Heer behrns als dat van den Heer willemssen volmaakt is.
Aangezien nu van beide de hier aangekondigde werken recensiën bestaan, zoo hevig en ongenadig, dat er niets ten nadeele valt bij te voegen, nemen wij de vrijheid, zoodanigen onzer lezeren, die gaarne willen weten, hoe een Recensent, door van de verdiensten van eenig geschrift te zwijgen,