Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1834
(1834)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 24]
| |
Artsen meer tot zich te trekken. Het zij men die als een zelfstandig ongemak beschouwe, of haar in verband met andere ziekten staande naga, zij is een verschijnsel, hetwelk hier en daar nog wel iets duisters aankleeft, dat opheldering vereischt. De uitgaaf dezer bijdrage is men der aanmoediginge van wijlen den Hoogleeraar thomassen a thuessink verschuldigd. Den Lezer wordt toch berigt, dat de Schrijver met denzelven eene vrij geregelde briefwisseling onderhield, en zulks gestaafd met overlegging van den brief, waarin de Schrijver tot uitgave der bijdrage wordt opgewekt. Men zal dezen brief als een fac simile van den ontslapenen Hoogleeraar ontvangen. Wij twijfelen ook niet, met den Schrijver, of men zal deze copie, althans zij, die geene eigenhandige brieven van thuessink bezitten, ter herinnering aan eenen man bewaren, die op zijn sterfbed nog steeds nuttig trachtte te zijn voor zijne lijdende natuurgenooten, en wiens naam de opvolgende geslachten niet dan met eerbied zullen noemen. Was nu het eigen werk van den Heer jorritsma betreft: van bl. 4-10 deelt hij ons het ziektekarakter enz. van het jaar 1831 op zijne standplaats mede, en van bl. 10-16 de waargenomene spruw. Hem dacht, dat de naaste oorzaak der spruw gelegen was in een gestoord evenwigt tusschen de huid en de eerste wegen, veroorzaakt door het ontdoen van kleedingstukken, het zitten aan opengeschoven vensterramen, of op de stoep enz. Wij hadden, gesteld dat dit zoo zij, gaarne dit onderwerp uitvoeriger behandeld gezien; want, wat de spruw zelve betreft, wordt alles op hoogstens ééne bladzijde afgehandeld. Is de spruw in dit geval welligt niet geweest het gevolg eener dadelijk op het slijmvlies gewerkt hebbende oorzaak? Het komt ons voor, dat de ziekte nog al overeenkomst heeft met den morbus mucosus, door j.g. röderer en wagler beschreven. Wat er van zij, zonder omslagtig te worden, had dit stukje, wanneer het niet meer om genoemden brief, dan wel om de spruw werd geschreven, | |
[pagina 25]
| |
uitvoeriger kunnen zijn, indien het althans aan het opschrift zoude beantwoorden. |
|