Uwe Zendelingschap doopt Hottentotten, vóór zij hunnen Catechismus kennen. Eerst behoordet ge dezen te leeren; vervolgens behoordet ge al die vragen uit uw hoofd te kunnen beantwoorden, en zonder dat niet gedoopt te worden.
Jakob. Maar, Meester, waar staat dat geschreven?
Pachter. (Geen antwoord.)
Jakob. Ik lees in den Bijbel, dat men op berouw en geloof mag gedoopt worden; maar niet, dat hij alleen, die al die vragen kan beantwoorden, zal gedoopt worden. Zoo wij alles in ons hoofd hadden, wat gij daar zegt, wat zal ons dat baten, zoo onze harten niet bekeerd zijn?
Pachter. Er is geene bekeering in dit leven; die zal eerst plaats grijpen na den dood.
Jakob. Wilt ge ons eens zeggen, Meester, waar dat geschreven staat?
Pachter. (Geen antwoord.)
Jakob. Zoo ik het wél versta, is een mensch, die overtuigd is van zijne zonden, die dus de zonde verzaakt heeft, en in jezus christus gelooft, bekeerd; en zulk een mensch mag gedoopt worden. Joannes doopte in de Jordaan op belijdenis van zonden.
Pachter. 't Is tijds genoeg, om berouw te hebben, wanneer wij ziek zijn en gaan sterven.
Jakob. Dat staat niet in het Boek. Neen! wij moeten nu berouw hebben, zegt de Heer in zijn Woord.
Pachter. Ik versta u niet; gij spreekt slecht Hollandsch.
John. Hoe komt het, Meester, dat gij ons niet verstaat, terwijl Mijnheer (de Zendeling) alles verstaat, wat broeders zeggen?
Pachter. Uwe Zendelingen kunnen geen goed Hollandsch verstaan of spreken.
John. Onze Mijnheer leert het Hollandsch uit het Boek; gij leert het bastaard-Hollandsch zonder het Boek. 't Is dus geen wonder, dat gij meent, onze Mijnheer spreekt geen goed Hollandsch. Hij spreekt zoo als het Boek spreekt; gij verstaat het Boek niet, en verstaat daarom Mijnheer ook niet.
Pachter. Dat is gedeeltelijk waar; er zijn veel zaken in den Bijbel, die wij niet verstaan; en wanneer ik eens weêrkome, zal ik uwen Zendeling vragen, wat God en Magog beteekent.
Henry. (Een onzer Uitleggers.) Dat gij, Meester, veel zaken in het Boek niet verstaat, is geen wonder: ‘De na-