Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833(1833)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De groote man. Laat ons den Priester Orgon vragen: Wie is de grootste man? Hij antwoordt ons, met zelfbehagen: Wie zich den kleinsten maken kan. Laat ons den Dichter Kriton hooren: Wie is de grootste man? Hij zweert in verzen: Wie, geboren Poëet, gemaklijkst rijmen kan. Wil men van Hov'ling Damis weten: Wie is de grootste man? Hij buigt en glimlacht; dat moet heeten: Wie diepst en ned'rigst buigen kan. Laat Wijsgeer Disputax ons zeggen: Wie is de grootste man? Zijn meening, hoe hij ze uit moog' leggen, Is: Wie hem 't best doorgronden kan. Waartoe het elken dwaas te vragen: Wie is de grootste man? Steeds zal men 't antwoord mededragen: Wie mij het naaste komen kan. Daarom, moest ik het u verklaren: Wie is de grootste man? 'k Zou u 't geheim straks openbaren: Wie, drinkend, hen belagchen kan. Naar g.e. lessing. IJ. Vorige Volgende