Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833(1833)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Herinnering aan de helden van augustus. Wij ruilden voor eene eeuw van vrede Den luister onzer dagen niet! tollens. Herinnert ge u, o wakk're heldentailen! Uw' koenen strijd voor Vorst en Vaderland? Uw zegepraal voor Leuvens grijze wallen? Uw' fieren kamp op Scheldes oeverzand? Herinnert ge u die dagen rijk aan glorie, Wier glans nog blinkt bij 't laatste nageslacht? Dat schitt'rend perk in Neêrlands volkshistorie? Dien korten tijd, met eeuwen roems bevracht? Geen vuig belang dreef, dapp'ren! u ten strijde, Geen lage drift, geen zucht naar heerschappij; Neen! de ed'le zaak, wie elk zijn leven wijdde, Was rein en goed als Hollands maagdenrij. Gij greept het staal, gelijk voor de eer der moeder Een waardig zoon het wapen vat en wet; Hij kampt voor haar als wreker en behoeder, En de onverlaat wordt door zijn' moed verplet. Het muit'renrot dorst reeds te lang ons honen, Toen de eêlste Vorst 't gewenschte: ‘voorwaarts!’ sprak. Gij vloogt ten strijd, als Neêrlands echte zonen; Gij kwaamt, en streedt, en wont den lauwertak! Die lauwertak siert onverdord uw' schedel, Bloeit onverwelkt op uwer broed'ren asch, En toont Euroop, wat moed, zoo groot als edel, De heldenmoed van Hollands telgen was. Dat laffe Euroop, naijv'rig op de grootheid, (Onroofb're schat van 't dapperst voorgeslacht) Die ge in uw daân zoo luisterrijk ten toon spreidt, Heeft, tegen dank, zijn hulde u toegebragt. [pagina 684] [p. 684] Maar tooi of zwier der schitterendste woorden, Die Hollands taal ons uit haar' rijkdom biedt, De tooverklank van 's Dichters citerkoorden Schetst u den dank van 't Neêrlandsch harte niet! De heil'ge zucht, die u ten strijd deed trekken, Blaakt onverkoeld nog in uw fiere borst, En zal gewis weêr d' eigen moed verwekken, Roept weêr de stem van Vaderland en Vorst. De Oranjestam, de zuil van ons vertrouwen, En gij, met wie hij alle nooden tart, Ziedaar de grond, waar we onze hoop op bouwen, De onwrikb're rots, de steun voor 't Hollandsch hart! Maar, als gij eens, van gade en kroost omgeven, In kalme rust uw' levensavond slijt, Ziet gij dien tijd nog glansrijk voor u zweven, Verhaalt gij vaak van d' ongelijkb'ren strijd; Dan toont gij 't kruis, u door den Vorst geschonken; Dan roept gij uit, daar de oude moed ontbrandt: ‘'k Toog meê ten kamp, waar Nassau's vanen blonken, Uit liefde alleen voor Vorst en Vaderland!’ Rotterdam, 18 8/26 33. j.w. muller. Vorige Volgende