Engelsche bazars van eene geheel bijzondere soort.
Deze echt Engelsche uitvinding vereenigt in zich berekening, weldadigheid, trots, ijdelheid en - aristocratie. Voor een klein entréegeld verkrijgt men toegang tot eene fraaije zaal, verdeeld in afperkingen, even als een Oostersche Bazar. De koopvrouwen, nevens hare uitstallingen gezeten, zijn groote Dames, in haren keurigsten opschik; zij verkoopen galanteriën, speelgoed, kleinigheden, meer- en minder net of kunstig bewerkt. Maar, wie wordt niet weggesleept door de aantrekkelijkheden, welke zich aan zijn oog vertoonen? Niet alleen kunt ge hier weldadigheid oefenen; ge kunt tevens uzelven een uitgezocht genoegen verschaffen. 't Is eene fijne berekening, gegrond op de eigenliefde van burgerlijken en van Edelen. De groote Dame, welke medewerkte tot de daarstelling dezer dusgenoemde Fancyfairs (markten of kermissen van luim of grilligheid), redekavelde bij zichzelve aldus: ‘'t Is, dunkt mij, der moeite wel waard, dat men mij zie. De zoodanigen, die in mijnen kring niet worden toegelaten, zullen veel belang stellen in een voorregt, waarop zij geene aanspraak kunnen maken. Gedost in mijn' fraaisten opschik, wil ik allen, voor eene soort van entréegeld, tot weldadige einden bestemd, vergunnen, mij op hun gemak te beschouwen; maar ik wil daar niet staan als een Afgod