Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833(1833)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Zang der voor het vaderland gesneuvelden. Koor. Als de bliksem schiet door 't ruim, Als de donder rollend gaat, En de storm der baren schuim Tegen wal en oevers slaat, In het uur van middernacht, Bij het bleeke licht der maan, Houden wij op nieuw de wacht, Vangen we onze zangen aan. Stemmen van het Kasteel. Voor Vorst en Vaderland den schrikb'ren kamp volstreden, Gaf elk van ons met vreugd het dierbaar leven op; Met eerlaurier bekroond, zijn we in den dood getreden; Door ons rees Hollands roem, gelijk weleer, ten top. In 't middernachtlijk uur, rol, glorievlag, uw banen! Wij zwaaijen hier op nieuw de aan ons geschonken vanen; Bij 't fluitend stormgeluid rijst weêr ons eigen doek, En op de ontrouwe stad klinkt onze schrikb're vloek! Rijz' 't hoerah voor Holland! Gij, stormende winden, Wilt u aan den klank onzer zangen verbinden! Koor. Als de bliksem schiet door 't ruim, enz. Klinkt, zangen, van de vest! rolt luide van de wallen! Wij zien er onze vlag in schitt'rend licht weêr staan. Voor 't regt van Nederland zijn wij met eer gevallen, En 't nakroost kroont ons hier op de eigen gloriebaan. Hier, waar wij in den damp van kruid en nev'len zweven, Zag Neêrlands broederschaar ons, kampend, bloedig sneven, Toen moordend lood en vuur verschriklijk greep in 't rond, En roemvol stierven wij voor Neêrlands vrijen grond. Rijz' 't hoerah voor Holland! enz. [pagina 474] [p. 474] Koor. Als de bliksem schiet door 't ruim, enz. Stemmen op de Schelde. De storm is ons verblijf, de nevel onze woning, En ligter dan het stof betreden wij den vloed. Wij deden d' eed gestand voor Vaderland en Koning, En Antwerps snood gespuis zag dien ontemb'ren moed. Wij zweven op den stroom, en de opgestoken baren Zien hier ons feestgezang met storm en onweêr paren. Wij redden de eer der vlag, die opvloog in den damp, En stierven glorievol in d' ongelijken kamp. Rijz' 't hoerah voor Holland! enz. Koor. Als de bliksem schiet door 't ruim, enz. Wij dansen op het schuim der ongestuime golven. Klink' hun deez' zang in 't oor, als 't bruisen van de zee! Zijn we ook in vlam en vuur verschrikkelijk bedolven, Nog dreigt ons schimmenheir op deze onveil'ge reê. Klinkt, zangen, over 't vlak der opgezette stroomen; Dreunt wrekend hun in 't oor langs deze ontrouwe zoomen! Blaast, storm en winden, blaast! steekt fel en feller op! Ons bleef zij, Hollands vlag; zij waait in vlam van top! Rijz' 't hoerah voor Holland! enz. Koor. Als de bliksem schiet door 't ruim, enz. Te zamen. Vereenen we onzen zang op dezen stroom en wallen; Klink' hij van 't Scheldevlak en van 't aloud Kasteel! Wij wreekten onzen dood op 's vijands duizendtallen. Bezweken wij in 't eind', de roem blijft steeds ons deel. In overmagt mogt ons de Gal verwoed bespringen, Zij voelden onzen moed in 't scherp' van onze klingen, En 't wrekend dond'rend vuur, voor de eer van vest en vlag, Zegt, wat bij ons de trouw aan Vorst en Land vermag! Rijz' 't hoerah voor Holland! enz. [pagina 475] [p. 475] Koor. Als de bliksem schiet door 't ruim, Als de donder rollend gaat, En de storm der baren schuim Tegen wal en oevers slaat, In het uur van middernacht, Bij het bleeke licht der maan, Houden wij op nieuw de wacht, Slaan wij deze toonen aan. f.w. conrad. Vorige Volgende