Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833
(1833)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 457]
| |
daar thans woonachtig. Van tijd tot tijd is hij onderhevig aan plotselinge gemoedsbewegingen, welke hem niet zelden van verblijf doen veranderen; wanneer men ter plaatse, van waar hij ging, eerst dán, als hij reeds elders gezeten is, verneemt, wat er van hem geworden is. Zoo baarde zijne ongedachte verschijning aan eene open tafel eens groot opzien bij de vreemde gasten; hoewel te Haarlem zijne tegenwoordigheid naauwelijks wordt opgemerkt. Den ganschen voormiddag brengt hij in zijn slaapvertrek door, zich met lectuur onledig houdende, waarin hij behagen vindt. Des namiddags doet hij zijne dagelijksche wandeling, gekleed in een' ouden blaauwen jas, die, even als zijn meester, betere dagen heugt. In dit onaanzienlijk gewaad zag ik den voormaligen Koning voor de eerste maal; maar ook in dit gewaad was er iets aan hem, dat een' ongemeen' persoon verried, en wie in hem den geboren' heerscher niet zag, kon toch niet nalaten, in hem een' man te erkennen, van welken men zeggen moest: ‘Ieder duim een Edelman!’Ga naar voetnoot(*) Naardien hij jaarlijks 10,000 gulden te verteren heeft, en bovendien de herbergiers, bij welke hij korter of langer vertoeft, naar men zegt, eenen wenk van hooger hand bekomen, hem nooit eene rekening aan te bieden, betaalt gustaaf evenwel, zich des onkundig houdende, hetgeen hij verteert met gereed geld; en, om zulks steeds te kunnen doen, bepaalt hij zich tot eene zeer goedkoope, nederige leefwijze. Welk eene les voor de ijdelheid der wereld! 't Is een afstammeling van karel den XII, (men vergete dit niet) van wien wij spreken. Dat hij volkomene bewustheid heeft van zijnen toestand, dit lijdt, bij zijn nog zeer getrouw geheugen, geen twijfel. Wel is waar, de daden, die hem zijne kroon kosteden, waren die eens dollemans; maar - staat hij hierin niet gelijk met elken anderen Monarch, die het in hem gestelde vertrouwen misbruikt? Een Koning was gustaaf, geheel naar de omschrijving van den Romeinschen Geschiedschrijver: Nam impune quae libet facere, id est regem esse. Zijn val bevestigde, voor het eerst in negen Eeuwen, de vermaning, dat men het openbaar gevoelen niet behoort te trotseren. Met dat al schijnt het besef zijner voormalige heerlijkheid niet geheel van hem te zijn geweken, maar heeft hij van tijd tot tijd, als 't ware, een' aanval van zijne afgelegde waardigheid; alsdan sluit hij zich op in zijne kamer, en zijne gewone nederigheid en gemeenzaamheid zijn op eens verdwenen; gedurende een' geruimen tijd laat | |
[pagina 458]
| |
hij zich met niemand in. Het schijnt twijfelachtig, of deze toevallen aan eene ziekelijke gemoedsgesteldheid, of veeleer aan eene voorbijgaande poging tot genezing zijn toe te kennen. Dan, ook in zijnen gewonen toestand is gustaaf niet toegankelijk voor iedereen; immers niets kan hem bewegen, slechts voor een oogenblik een' zijner landgenooten te rede te staan, waaromtrent hij een' onveranderlijken afkeer vertoont. De bloote naam van zijn Vaderland is gal en alsem voor hem! - Zoo verre is het met eenen man gekomen, die eene kroon droeg, en wiens hoogmoed geene grenzen kende! Als balling zwerft hij in Europa. Van hem geldt het antwoord van Koning lear, op de vraag van een' krankzinnige: ‘Zeg mij eens, neef! is een krankzinnige een Edelman of een burger?’ - Lear: ‘Een Koning! een Koning!’ |
|