zijne pijp rookende, en omstuwd van zijn gevolg, noodigde mij uit, om aan boord te blijven, wijl hij nog dienzelfden dag het anker ligten en de Russen in de Zwarte Zee wilde opzoeken. Deze uitnoodiging was mij zeer welkom, en, nadat ik in aller ijl mijn goed gepakt had, stevende ik welgemoed met den Pacha naar het Noorden.
Het Turksche Admiraalschip was met ongeveer 1400 koppen bemand, die het grootste deel van den dag aan zichzelven werden overgelaten, en alleen verpligt waren, bij het geschut, waarvan elk stuk zijne bijzondere manschap had, te slapen en doorheen te verblijven. De manschap van elk stuk vormde een tafelgezelschap, en elke troep spreidde zijn klein tapijt op het dek uit, damde en schaakte, en dronk koffij, welke dag en nacht te krijgen was. Aan ééne verpligting waren allen, zonder onderscheid, ten strengste onderworpen, - die namelijk van, op bepaalde uren, hun gebed te verrigten. Driemaal daags, vóór zonsopgang, op den middag en na zonsondergang, werd al de manschap daartoe opgeroepen, en de gemoedelijksten onder hen deden nog twee gebeden meer. Kreeg een hunner eene vrome bui, dan viel hij op zijne knieën, wat er ook om hem heen voorviel. Het scheen mij wel eens toe, alsof eene onwelkome bezigheid in de dienst dengenen, die daarmede bedreigd werd, zulk eene bui deed aanwaaijen; maar dit kwam mij toch ook niet waarschijnlijk voor, in aanmerking nemende, dat, bij elk gebed, de bidder 21 maal den grond met zijn hoofd moet aanraken. Des avonds deed de melodieuze roep der Imans, die van den bezaansmast de geloovigen ten gebede opriep, eene zeer romaneske uitwerking. Van schip tot schip klonk deze roep, en weêrkaatste als Geestenstemmen over de als in stille rust gedompelde zee. Oogenblikkelijk was het dek opgevuld met aandachtig biddenden. Alles bragt den Heer der Heirscharen zijne hulde toe.
Nadat, op den eersten dag, deze plegtigheid was volbragt, vroeg mij de Admiraal tot het avondeten. Een klein tapijt werd tusschen twee kanonnen op het dek voor zijne kajuit gespreid, en wij plaatsten ons op hetzelve met gekruiste beenen tegenover elkander. Twee Aga's van rang knielden met waschbekkens voor ons neder, bonden ons vervolgens servetten voor, en zetteden eene zeer eenvoudige tafel met een groot metalen blad tusschen ons, waarop eenige schotels met salade, sneden brood, koeken, gelei, zout enz.