straat is zeer breed, en meer dan eene Engelsche mijl lang. De huizen hebben twee, ook wel drie verdiepingen, en schijnen zeer goed onderhouden te worden. De meesten hebben balkons. Op dezelven ziet men de mannen, in hunne wijde, los omhangende mousselinen kleederen, op hun gemak hunne houka rooken - ook de vrouwen komen hier en wel zonder sluijer, en zij rooken even zoo goed als de mannen.
De stad is sterk bevolkt, en ieder huis gelijkt een' bijenzwerm - men telt 200,000 inwoners, en het tegenwoordige Delhi heeft zeven Engelsche mijlen in omtrek. Aan eene Oostersche stad is deze bijzonderheid eigen, dat men er alles op straat doet; ieder spreekt overluid, en bij elke schrede ontmoet men lieden, welke, al behandelen zij de onbeduidendste zaken, een geschreeuw maken, alsof zij twist hadden. Het hinniken der paarden, het blaten der schapen, het brullen der stieren, het ratelen der wagens, het kloppen in de werkplaatsen der smeden, blikslagers en tinnegieters - ieder werkt met opene deuren - dit alles maakt een onbeschrijfelijk geraas. Hierbij komt nog het brullen der elefanten, het brommen der kameelen, nu en dan ook het geluid van een luipaard of panter, (men treft op straat dikwerf zoodanige dieren aan, die getemd en op de jagt afgeregt zijn) een aanhoudend gewoel, met zang en spel vermengd, zoodat iemand van een zwak zenuwgestel hooren en zien vergaat; geheele zwermen van allerlei insekten gonzen voor de gaarkeukens, welker overal verspreide geur voor ons reukorgaan alles behalve liefelijk is: dat alles te zamen maakt het verblijf te Delhi niet aangenaam voor vreemdelingen.
De huizen zijn gewoonlijk regelmatig gebouwd, maar dikwerf op eene zonderlinge wijze versierd. Gordijnen van zeer verschillende kleuren zijn er voor vensters en deuren. Het is een algemeen gebruik, allerlei soort van doek, bijzonder veelkleurige vlaggen, boven van de huizen te laten nederhangen, gelijk men op schepen doet, wanneer er een feestdag wordt gevierd. Die zich