Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833
(1833)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBij het zien van den eersten bovenlandschen grasmaaijer.Gij, die hier komt zwoegen en zweeten om brood,
Gij, Maaijer! gij zijt mij het beeld van den Dood.
Als hij, toch, voorzien van de dreigende zeis,
Zwicht alles voor u, als voor hem op zijn' eisch.
Als hij, komt ge ons ook uit het vreemde gewest;
Als hij, blijft ge ons vreemd, schoon ge komt tot ons best;
Als hem, zien wij vaak met verachting u aan;
Als hem, zien wij vaak u met schimp overlaàn;
Als hij, keert gij telkens en telkens terug;
Als hij, doet geen ander uw' arbeid zoo vlug;
Als hij, zijt ook gij meest, bij groot en bij klein,
Bekend bij den schertsenden naam van vriend HeinGa naar voetnoot(*)! -
En zijt gij, o Maaijer! mij 't beeld van den Dood,
Een blik op het veld maakt het treffend en groot:
Want, slaan wij dien neder op 't rijpe gewas,
De Dood is de maaijer, de Mensch is het gras;
De Mensch is een' veldbloem, een grasplant gelijk,
De Dood is de maaijer, en oogst voor Gods Rijk.
Als 't gras op de weiden vol sap en vol kracht,
Verschijnt ons de maaijer zoo vaak onverwacht;
Onmagtig als dit, onverbiddelijk hij,
Genaakt ons de zeissen, en vallen ook wij!
Wij bergen den broeder in 't donkere graf,
Als landman den oogst, dien de maaijer hem gaf;
En even gelijk hij zijn schure dan sluit,
Zoo sluit zich de groeve met dompig geluid.....
Maar wél ons, (hoe dankbaar verneft zich mijn geest!)
De lente is verschenen, de winter geweest;
Weêr zien wij de weiden zich dekken met groen;
Weêr prijkt er de veldbloem zoo jeugdig als toen;
Weêr zingt er de leeuwrik Gods lof als weleer:
Zoo rijzen en zingen ook wij eens den Heer! -
De Mensch is een' veldbloem, een grasplant gelijk;
De Dood is de maaijer, en oogst voor Gods Rijk.
24 Mei, 1833.
|
|