De getrouwe dienstknecht.
De ellende, die aanzienlijke uitgewekene Fransche familiën, in het laatste deel der vorige eeuw, in vreemden lande hadden te verduren, is velen nog als ooggetuigen bekend. Een' dezer vlugtelingen, een sukkelende grijsaard, was het gelukt, in eene Duitsche stad op den regter Rhijn-oever zijn leven te bergen. Een Geneesheer schreef hem, als een voor hem onmisbaar iets, het dagelijksch gebruik van een paar glazen wijn voor; maar - den ouden man ontbrak het geld, om zich deze versterkende versnapering aan te schaffen. Zijn voormalige Kamerdienaar was den ongelukkigen meester gevolgd. Dit was een even vlug als trouwhartig jong mensch. Hij had het voorschrift van den Doctor gehoord, ging stil heen, en bood zijne dienst aan bij een der meestbezochte, openlijke tafel houdende logementen, ter bediening op dat uur, waarvoor hij enkel een pintje wijn bedong; welk loon gereedelijk werd ingewilligd, dewijl, door het groot aantal Franschen, te dier stede toen aanwezig, men gebrek had aan daarvoor geschikte bedienden. Die pint wijn bragt de brave jongen geregeld aan zijnen goeden ouden meester, onder voorwendsel, dat dezelve dagelijks, door eene onbekende hand, bezorgd werd, omdat hij vreesde het eergevoel van zijnen Heer te krenken, wanneer hij - de knecht - als weldoener verscheen.