Maypo neder te storten. Wie zich in het midden of aan het einde bevindt, heeft elk oogenblik te duchten, dat een muilezel voor of liever boven hem struikele, en den ganschen trein met zich in de diepte wegslepe. Daar vertoont zich eene spits. Men waant het doel genaderd te zijn. Vergeefs; binnen weinige oogenblikken verheft achter deze zich eene nog steilere. Van tijd tot tijd ontmoet men kruisen, de sprakelooze, maar ijzingwekkende merkteekens der arme zwervers, die op zulk een' togt, door de koude verstijfd, hier hun rotsgraf vonden! - Eindelijk heeft men de bergvlakte van den San Pedro Nolasco bereikt, en geniet, bij een' helderen dag, aldaar een gezigt, zoo als er maar weinige zijn; verheven, heerlijk, groot en verschrikkelijk tevens! Bezwaarlijk kan men zich verbeelden, dat men in de hitte van den zomer verkeert; want van twintig tot zelfs honderd voet hoog ligt hier de sneeuw, door den wind opgejaagd, terwijl ginds de kale zwarte rotsen zich ten hemel verheffen. In de duizelende diepte stroomt de Maypo, en als zilveren draden slingeren honderd beken en wateren van alle kanten in dezelve neder. Nergens ontwaart men eenig spoor van boomen, struiken, bloemen of gras. Het onafzienbaar beeld van eene ijswoestijn breidt zich rondom ult. Maar uit deze woestijn ontspringen de bronnen, die in de vlakte leven en wasdom en vruchtbaarheid verspreiden. - Ziet gij dien dikken rook, die uit gindschen rotstop naar boven stijgt? Het is de San Francesco-volkaan, en de zilvermijn, die wij gaan bezoeken, schijnt onmiddellijk in deszelfs ingewanden af te dalen! Vraagt men den arbeiders in deze mijn, hoe zij hier leven, zwijgend wijzen zij op de kruisen, die rondom in alle rigtingen de doodsche oppervlakte, gelijk het lagchend groen een vruchtbaren beemd, bedekken. Zeven maanden lang kan geen sterveling hen naderen, en in elk jaargetijde verheffen zich stormen,
die zulk eene massa sneeuw nederslingeren, dat hij, die, zelfs op de bergvlakte, slechts honderd schreden soms van zijne hut verwijderd is, vruchteloos al de scherpte zijner zintuigen en al zijne geestkracht verzamelt, om dezelve te bereiken. Hij verdwaalt; hij wordt het slagtoffer der koude; en, wanneer de zon weêr door de verdeelde wolken komt stralen, worden zijne lotgenooten zijn lijk gewaar, begraven hem op de plek, waar hij ligt, en rigten voor hem een kruis op; lijdzaam het oogenblik verbeidende,