Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833
(1833)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 377]
| |
Hoe hij, schoon gering in aantal,
't Belgisch volk bedwingen kon,
En in vijfpaar gloriedagen
Heel zijn snoevend heer verwon?
Kunt gij 't minder nog bevatten,
Wat die kleene heldenstoet,
Op kasteel en vloot gelegerd,
Bleef bezielen met dien moed?
Wat Chassé, die roem der helden,
't Moedig hart zoo fier deed slaan,
Dat hij Frankrijks duizendtallen
Onverschrokken dorst weêrstaan?
Wat die onversaagde dapp'ren
Staande hield in zoo veel leed,
En, door overmagt verwonnen,
Nog ons volkslied zingen deed?
Vraagt ge 't, vreemd'ling!.... 'k Zal 't u melden,
Wat ons allen staande hield:
Liefde voor het erf der vad'ren
Heeft ons met dien moed bezield;
Liefde voor dat heilig plekje,
Waar ons schom'lend wiegje stond,
En onze onvergeetb're kindschheid
Immer zoo veel vreugde vond;
Waar een dierbare onze beeldt'nis
In haar minnend harte draagt,
En, door vrouwelijke fierheid,
Ons in 't pligtbetrachten schraagt;
Waar der vad'ren grafgesteente
Ons herinnert aan den tijd,
Toen een Willem van Oranje
Moedig bleef in banger strijd;
Toen ons Neêrland tachtig jaren
't Magtig Spanje weêrstand bood,
En, ten spijt van zijn belagers,
Roemrijk werd en vrij en groot;
Toen vereende koningsvloten
Deinsden voor De Ruiter's vlag,
En Europa 't pleit der vorsten
Fier door ons beslissen zag;
Toen men, als de noodstorm loeide,
| |
[pagina 378]
| |
't Biddend oog naar boven sloeg,
En, bij ieder bloedig treffen,
God alleen om bijstand vroeg;
Toen er immer redding daagde
In het allerdrukkendst leed,
En de Heer van Aarde en Hemel
Menigmaal voor Neêrland streed.
Deze liefde, dit herdenken
Aan der vad'ren grootsche daân
Doet ons, vreemd'ling! dus volharden,
En geweld en list weêrstaan.
Of ons Brit en Gal bedreigen,
En den Belgen bijstand biên;
Of wij geen der aardsche magten
Ons ter hulpe nad'ren zien, -
Op het voetspoor van die vad'ren
Rigten we ook den blik omhoog;
Dáár, dáár zetelt onze Helper,
Boven maan en starreboog.
Hij, Hij luistert naar ons smeeken,
Nu nog als in vroeger tijd,
En verleent ons moed en krachten,
En beschermt ons in den strijd.
Hij, Hij schraagt den dierb'ren Koning,
En versterkt den eendragtsband.
Hij zal vrede en welvaart geven
Aan het dierbaar vaderland.
Almelo, 4 Febr. 1833.
|
|