Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833
(1833)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 362]
| |
Een morgen in de boulevards van Parijs.(Uit august lewald's Album aus Paris, II Theile. Hamburg, 1832.) In den vroegen morgen rust alles in de Hoofdstad; maar de bewoners der Voorsteden gaan dan derwaarts. Hier hoort men den krachtigen zweepslag der koolbranders, die met hunne hooge zwarte lading, op welke nu een aardig wijfje, nu een dikke jongen zit, welgemoed de straten doorkruisen; of de vrouwen van Lavillette op klompen, die op hare karren zoo veel kostelijke groenten geladen hebben, dat de kleine, magere ezel den last bezwaarlijk kan voorttrekken; - daar rolt een wagen heen, waarop eene welgekleede boerin zit en zelve de paarden ment; zij brengt melk van Montmorency naar stad; - ginds trekken de tuinlieden voort, met schoone ladingen van Calville-appelen en suikerzoete druiven, die alle te Fontainebleau gewassen heeten te zijn. Al deze wagens doen, met groote letteren, de namen der waren, van den eigenaar en diens woonplaats lezen. Vervolgens komen de waschvoertuigen, waarop schertsende en lagchende knapen en meisjes; dan de zware, door forsch gespierde kerels getrokkene, watervaten uit het Etablissement Royal van het gezuiverde Seine-water, zoo als het opschrift verkondigt. Uit de stad zelve rollen ledige wagens met lustige menschen naar de porte St. Denis, die in den nacht hunne groote vischladingen binnengebragt hebben, en nu, wel in hun schik, dat zij den woeligen verkoop, die alle nachten op de place des Innocents gehouden wordt, achter den rug, en het geld in den buidel hebben, huiswaarts keeren. - Thans openen de wijnverkoopers in 't klein, op de hoeken der straten, het eerst hunne, van buiten helrood geverfde, van binnen morsige kroegen, en plaatsen zich, met over elkander geslagene armen en afgewaakte aangezigten, voor hunne deur. Maar die rust duurt niet lang. Weldra verzamelt zich links en regts een hoop boeren-, kool-, visschers-, wasschers- en tuinmanswagens voor het huis, om zich een glas zure chablis te laten schenken, en onder een vrolijk praatje een half uur te slijten. Nu beginnen ook de bewoners der ontzaggelijke reeks van huizen zich te be- | |
[pagina 363]
| |
wegen, en eene drokte vangt aan, die, even als een sneeuwval (lawine), met elke minuut aangroeit, en zich telkens met meer geraas ontwikkelt, telkens geweldiger daarheen rolt. Honderden kelderknechts springen, met witte buizen en schorten, voor de elegante koffijhuizen heen en weêr, maken de spiegels aan de wanden schoon, vullen de sierlijke korven met het fijnste brood, zetten koppen en kannen van goudgerand porselein op de verwarmde marmerplaten, dekken de kleine tafels, en maken alle aanstalten ter ontvangst van de dagelijks wederkeerende bezoekers en ter lokking van nieuwe. De rondbrengers van nieuwsbladen werpen in 't voorbijrennen de nieuwe papieren door de openstaande deur, die terstond door de knechts gerangschikt worden; want geen Parijzenaar zal ontbijten, dan onder het lezen eener courant. De Restaurateurs maken nog geene zoo ernstige toebereidsels, wijl hunne werkzaamheden zelden vóór 12 ure beginnen. Zij vergenoegen zich met spiegels en vensters te reinigen, de dagelijksche etenskaart met hare honderden van geregten na te zien, met eene m. te merken hetgeen dien dag niet voorhanden zal zijn, en bij te voegen, hetgeen de kok zoo even, in eene opgehoopte groote mand, van de markt heeft medegebragt, zijnde de eerstelingen van het jaargetijde, schaars voorkomende geregten, enz. De schilderachtige wanorde van deze Nederlandsche keukenschilderijGa naar voetnoot(*) met opene deuren noopt vele voorbijgangers tot stilstaan. Men ziet er de bontgevlekte, sierlijke Spaansche artisjokken, de Milanesche broccoli, de hamelbouten van Presalé, de Rijn-karpers uit Straatsburg, den leelijken rog, de nog afschuwelijker lune d'Afrique, die de verovering van Algiers het eerst aan Parijs deed kennen, de groote ruige zeekreeften, de rozeroode krabben, de voortreffelijke ananasäardbeziën, en boven deze keukentrofeën, gelijk een adelaar met uitgespreide vleugels zwevende, eene prachtige sneeuwgans. De winkeliers in la belle Jeannette, in Robert le Diable, in les Bayadères, wier spiegelwanden elken dag nieuwe voorwerpen ten toon spreiden, zijn bezig, de keurigste uitvindingen in het gebied der Mode, in allerlei vormen, voor den voorbijganger in het beste licht en hen regt digt aan het hart te leggen. Van buiten klauteren winkelknechts op lange ladders bij het magazijn op, | |
[pagina 364]
| |
en drapéren geheele huizen met honderd ellen lange stukken doek. Een horlogemaker kreeg den brozen inval, een paar honderd pendules, met derzelver stolpen, voor zijne deur, op eene stellaadje, die ver in de straat uitsteekt, ten toon te stellen; zijn buurman, de porseleinverkooper, wil niet onderdoen, en handelt met zijne koppen en borden even zoo; de glaskooper kan dit natuurlijk niet verdragen, en stalt zulk eene menigte van het schoonste kristal, waaronder heerlijke kommen met goudvisschen, vazen met kunstbloemen, enz. in den strikten zin op de straatsteenen uit, dat de voorbijgangers eene soort van eijerdans moeten uitvoeren, als zij aan dit gedeelte der Boulevards gekomen zijn. De groote prentwinkels verwonen gansche galerijen van portretten van allerlei soort van vermaardheden, welke het hedendaagsche Parijs oplevert; zwarte kunst, Chinoiseries, karikaturen, spotprenten enz. Bij de Modemakers ontwaart men alreeds, achter den doorschijnenden wand van gaas, vederen, bloemen en stroo, de netste handjes, met de vlijtige naald gewapend, en menigen dartelen blik, van den arbeid naar buiten geworpen. - Maar, wie kan alles navertellen, wat van alle kanten te voorschijn komt, om voor deze winkels, ter wederzijden, als 't ware eene tweede straat te vormen, welke den wandelaar eene oneindige verscheidenheid van voorwerpen aanbiedt? Hier draaiborden, om snoeperijen te winnen; dáár kraampjes van kunstgewrochten in ivoor, porselein, hoorn, schildpad of kristal, ook wel door elkander op de straat zelve uitgestald; garens, linten, boeken, hertshoornen, ooft, konfituren, enz. enz.; alles in bonte, onafgebrokene rijen, nevens de goten, op de helling der straat. Tusschen deze vaste kooplieden dringen, even als kometen, nu dezen dan genen warenhoop met omverwerping dreigende, de zwervende kramers rond. Hier dragen twee kerels een' sierlijken bronzen toestel, in den vorm van een' Oosterschen draagstoel, met eene menigte manshoeden omhangen; dáár wandelen onbehouwene schragen met gipsbeelden; ginds rollen karren met Rheimser beschuit, met potten met bloemen, met nieuwuitgevondene stookmachines; daartusschen klinken de schellen der meede-venters, die gerstewater met zoethout in een' torengelijken toestel op den rug ronddragen. Karren met schuijers en bezems, door ezels langzaam heen en weêr getrokken, en zich desgelijks door een' bijzonderen klank van schelletjes aankondigende, ver- | |
[pagina 365]
| |
meerderen het gedrang. - Op zekere afstanden van elkander zijn honderden matten stoelen gerangschikt, om aan vermoeiden en lediggangers voor twee (Fransche) stuivers te verhuren. De pachters dezer rustplaatsen (ééne is er in den Tuin der Tuileriën en ééne op de Boulevards) betalen aan de stad eene belangrijke som; maar het gebeurt ook op zondagen, bij mooi weder, dat elk van hen, op éénen dag, 700 franken stoelhuur int. - De bloemenmeisjes plaatsen zich op eene rij, voornamelijk aan het eind van den weg naar het Panorama, en laten onophoudelijk haar refrain: La violette! le joli bouquet! hooren. - Hier staat een man, die met een ijzerdraad kurken uit het binnenste der flesschen trekt; hij verklaart zijne proefneming, vertoont telkens zegepralend de uitgetrokken kurk, en stoot dezelve dan weêr in de flesch, om van nieuws te beginnen. Dáár prijst een ander zijn nieuwuitgevonden middel aan, om likdorens en eksteroogen te verdelgen. Een ander schreeuwt daar tusschen: ‘Geen roode vuursteenen meer! Leve de wetenschap! Zie deze gele! Die alleen zijn goed!’ Een derde staat zwijgend naast hem, steekt, met een' zeer eenvoudigen toestel, eene kaars aan, blaast die dan weêr uit, en steekt haar weêr op. Een vierde verkoopt inktkokers, die zonder inkt tot schrijven dienen, en biedt elken voorbijganger eene pen aan, om zich zelf daarvan te overtuigen. Hier staat een vent met een' wandelstok, dáár een met een' bril, altijd de allerlaatste, welke hij voor een prijsje laten wil; maar naauwelijks heeft hij dien laatsten verkocht, of hij heeft weêr een' stok of bril in de hand. Kluchtig speculeren de vlekkenuitmakers (dégraisseurs), die altijd een aantal doode vogels voor zich op kleine grashoopjes hebben liggen, en den lieden wijsmaken, dat zij het geheim bezitten, om deze vogels weêr levend te maken en te doen wegvliegen. Terwijl nu bestendig een kring van nieuwsgierigen op dit experiment wacht, prijzen zij hunne vlekzeep aan, en, eer men er aan denkt, heeft zulk een vent eene vlek aan uwen rok of pantalon bespied, en wipt op u toe, om die met zijne zeep te bestrijken en ze dan weêr af te schuijeren. Voor deze ongevraagde proef weigert hij alle betaling, maar verzoekt alleen, om ook de overige vlekken zijner behandelinge wel te willen toevertrouwen. Een man, die een brevet voor de uitvinding van een nieuw glimmend was vertoont, poetst onophoudelijk zijne laars, en besmeert die dan terstond weêr | |
[pagina 366]
| |
met straatslijk, om ze van nieuws schoon te maken. - Te midden van deze veelvuldige tafereelen van lustige groepen van allerlei aard vertoonen zich de zwartste schaduwpartijen der ellende. Hier zijn het kindertjes van 3 tot 4 jaren, die, met lompen gedekt, op een' hoop zitten, en niets doen dan - hongeren, dorsten, verkleumen en huilen; een vóór hen uitgespreid kleed is bestemd, om de gisten des medelijdens te ontvangen, en wordt voor het wegwaaijen door den guren avondwind bewaard door een' zwaren steen op elken hoek. Eene moeder met haar ziek - en niet ver van daar (schier ongeloofbaar is het!) eene andere met haar dood, zoo even op de Boulevard gestorven, kind in de armen, zonder tranen, maar met vasten blik naar den Hemel opziende!... Naast deze diepste ellende vertoont zich het vrolijke ongeluk, dat zich bij dag op allerlei manier aftobd en niet zelden walging verwekt, om zich des avonds te bez....n. Een blinde, die vedelt, terwijl een poedel voor hem collecteert; een vent met één been, die danst en springt; een meisje, dat zonder handen naait; een hongerig gezin, dat schimpcoupletten op de Ministers opdreunt; de steeds beschonken violist, die, op den hoeksteen, vóór elk muzijkstuk zijne levensgeschiedenis en zijn ellendig noodlot vertelt; de grootste kwakzelver der rondzwervende virtuozen, de algemeen bekende Straat-paganini! En te midden van al dit gedrang de smerige Savojaards met hunne apen en marmotten; de Stadsserjanten en Gendarmen; de uitroepers van dagbladen en vlugschriften, en - het dartelende heer van ligte vrouwspersonen. - In spijt van deze bonte menigte, is de Boulevard nog ledig. Al dit volkje is slechts daar, om de eigenlijke bezoekers en wandelaars op te wachten, die eerst van 4 tot 6, de uren vóór het middagmaal, gewoon zijn, regelmatig zich te vertoonen. - De omnibus rijdt langzaam van de Bastille naar Madeleine en van Madeleine naar de Bastille; de citadines, écossaises, bearnaises, trycicles, en hoe al deze gemakkelijke vervoermiddelen verder mogen heeten, doorrijden en doorsnijden in alle rigtingen de Boulevard; terwijl de voerman van tijd tot tijd aan eene soort van blaasbalg onder den bok trekt, hetwelk een trompetgeluid doet hooren. - In de koffijhuizen en bij de Restaurateurs wordt ontbeten; bij tortoni komt de groote wereld bijeen, en de effektenhandelaars pogen staatkundige nieuwtjes en den koers der staatspapieren op te vangen. De | |
[pagina 367]
| |
tooneelspelers gaan naar de repetitiën. De kabriolets vliegen heen en weêr, terwijl derzelver menners met de zweep klappen, en onafgebroken: Gare! gare! schreeuwen. Eindelijk begint van uit de rue la Paix en de rue Richelieu de togt der schitterende Equipages der faubourg St. Germain, die nu hunne wandeling op de Boulevards aanvangen; terwijl van uit de rue Lafitte en de chaussée d' Antin de niet minder glansrijke der haute finance hen tegenkomen. |
|