Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833
(1833)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 279]
| |
Toch zag ik ten laatste,
Bij 't schijnsel der maan,
Een bloempje, verborgen,
In eenzaamheid staan.
Ik wilde het plukken;
Maar 't lispelde zacht:
Ach! moet ik verwelken,
En derven mijn pracht?
Ik groef het, met aarde
En worteltjes, uit,
En droeg nu te mijnent
Den kostbaren buit.
Ik plantte het weder,
En kweekte het aan:
Nu groeit het, en bloeit het,
Tot vreugde op mijn baan.
göthe gevolgd.
|
|