Zwijgend treuren uwe vrinden:
't Graf gaat al hun heil verslinden.
Traan bij traan rolt op dat lijk
Spreekt het laatste liefdeblijk!
o, Hoe zalig, toen die oogen
Nog geen nacht had overtogen;
Toen die mond nog werd gehoord!
En het oog heeft uitgegloord!
Maar nog heeft geen ziel vernomen,
In geen hart is opgekomen,
Wat uit 's Hoogsten raadsbesluit
Voor 't geloovig hart ontspruit.
Laat het smeeken tot den morgen!
't Ligchaam ruste in 't graf geborgen,
En de Geest in 's Vaders schoot.
Zal verrijzen uit dien dood.
Die getrouw deze uiterste eere
Nog bewezen aan den Heere,
Hier nog knielden aan zijn graf,
Van de magt van Dood en Graf.
Deelden uw doorwonde harten
In zijn kruis- en stervenssmarten,
Dan verrijst uw heil met Hem!
In uw graven op Zijn stem!
Uit de Christoterpe voor 1833.
(Men verg. hiermede van alphen, Bijdr. tot bevord. van Wetenschap en Deugd, bl. 130-132.)