Doch niets was voor ons zoo verrukkelijk, als het schouwspel, dat het opkomen der zon ons aanbood. Dan zag men overal leven en beweging - de plantenwereld schitterde met de prachtigste kleuren, en de dieren drukten, elk op zijne wijze, het genoegen uit, dat de terugkomst van het zonnelicht hun veroorzaakte. Maar zoodra de mensch op dit tooneel verscheen, werd deze vreugde, dit leven vervangen door droefheid en dood. Gewoonlijk was het meer op dit uur bedekt door eene menigte zwanen, eenden, talingen en andere watervogels, die de eerste stralen der morgenzon met veelstemmig wanluidend geschreeuw begroetten. Aan de boorden van het meer bragten de Indianen hunne booten dan in gereedheid, om de inzameling van rijst te doen, en de jagers stonden met hunne vuurwapenen in de hand, wachtende op een gunstig oogenblik, om op hunne prooi aan te vallen. Het gejuich der vreugde verwisselde weldra met klaagtoonen, en daarop volgde eene lange stilte, die slechts nu en dan werd afgebroken door de sidderende beweging der vleugels van de verschrikte vogels en door het losbranden der jagtgeweren. Zoodra men het eerste schot hoorde, verhief zich van de oppervlakte der wateren eene lange krullijn, zwart, rood, wit of helder blaauw, naar gelange van de verschillende groepen vogels, die dezelve uitmaakten. Eerst zweefden die waterbewoners op eene grootsche wijze boven onze hoofden, maar namen vervolgens de vlugt naar de bosschen of naaste bergen. Van tijd tot tijd geraakte een ongelukkige gekwetste, wien de krachten begaven, van den troep af, en viel dood op den oever neder. Maar niet alle vogels vlogen te gelijk uit het water op; de stoutsten, of misschien de traagsten, bleven zich vermaken, zonder zich te verontrusten om het vertrek van hunne makkers, tot dat zij, door de jagers in de booten verontrust, en bemerkende, dat de plaats niet meer te houden was, het water ook verlieten, en door versneld vliegen zich bij de menigte der vlugtenden zochten te voegen.
Evenwel zijn het lood en de pijl der menschen niet de eenige vijanden, welke de watervogels alhier te vreezen hebben; de alligators of kaimans doen bun bovendien ook den oorlog aan. Wij stonden verbaasd over de vraatzucht dezer gedrogten. Geen vogel wordt gespaard, wanneer hij onder het bereik van het verschrikkelijk dier valt, dat allerlei listen gebruikt, om zijne prooi te vermeesteren. Men zou zeg-