Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1833
(1833)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 86]
| |
De tegenwoordige leefwijze der St. Simonisten.Aan den weg van Menilmontant, tusschen het park van St. Fargeau en het bosch van Romainville, boven op eenen heuvel, staat een groot en deftig huis, omgeven door eenen vrij uitgebreiden tuin. Nadat hetzelve langen tijd onbewoond geweest en daardoor in verval geraakt was, besloot de eigenaar eensklaps, hetzelve te verbeteren, en dit verblijf van zwaluwen, uilen en ratten weder voor menschen bewoonbaar te maken. Deze eigenaar is Vader enfantin, de Hoogepriester der St. Simonisten, die met zijne Zonen (zoo noemen zij zichzelven) het huis in orde heeft gebragt, om zijne aanhangers te kunnen opnemen. De groote tuin, welke door lange verwaarloozing geheel was verwilderd, is op nieuw aangelegd en verfraaid geworden. Door metselaars, timmerlieden, schilders, tuiniers hebben zij het vervallen gebouw in eene zeer fraaije woning laten veranderen, en uit den onbebouwden tuin een klein paradijs gemaakt. De Apostels (dezen naam geven de St. Simonisten zich ook) houden geene dienstboden, maar bedienen elkander. Hunne werkzaamheden zijn buiten twijfel zoo verdeeld, dat ieder naar zijne bekwaamheid wordt gebruikt; en men zegt, dat alles zeer geregeld wordt waargenomen. De volgende bijzonderheden, de huishoudelijke inrigting betreffende, worden als naauwkeurig medegedeeld: Dr. leon simon, die reeds vóór geruimen tijd voorlezingen over het St. Simonismus hield, verschijnt met een voorschoot en verrigt het keukenwerk voor het huisgezin. Helper en handlanger in de keuken is de Heer paul rochette, voordezen Professor in de Redekunde. Het wasschen van schotels en borden werd in den eersten tijd met groote puntigheid verrigt door den Heer leon talabot (voorheen Substituut van den Procureur-Generaal); deze post ging vervolgens op den Heer gustaaf van eichthal over; voorts op den Heer lambert, voormalig Kweekeling van de Polytechnische School; van dezen op den Baron ch. duveyrier, en thans neemt de Heer m. retouret, een jong mensch van smaak en een uitnemend redenaar onder de St. Simonisten, denzelven met de hem eigene bevalligheid waar. De Heer emil barrault, voorheen Professor aan de School te Sorèze, vervaardiger van een goed tooneel- | |
[pagina 87]
| |
stuk in vijf bedrijven, onder den titel van la crainte de l'Opinion, dat in 1831 op het théâtre français ten tooneele werd gevoerd, heeft het vak van schoen- en laarzenpoetser op zich genomen, waarin hij door den Heer august chevalier, vroeger Professor in de Natuurkunde, en door den Heer duguel, vroeger Advocaat bij het Koninklijk Geregtshof, geholpen wordt. Het werk van kamervegen is opgedragen aan de Heeren rigaud, Doctor in de Geneeskunde, holstein, zoon van een voornaam koopman, den Baron ch. duveyrier, ponyat en brouet, voorheen Studenten, charles pennekère, eertijds Boekhandelaar, en michaël chevalier, vroeger Kweekeling van de Polytechnische School en Uitgever van den Globe. Laatstgenoemde heeft ook het toezigt op de huishoudelijke belangen, en moet, met de Heeren rigaud en holstein, aan tafel oppassen. Hij bedient Vader enfantin van alles, wat deze onder den maaltijd verlangt. Het is eene zonderlinge vertooning, wanneer men aldaar de heeren hunne voormalige knechten ziet oppassen. De Heer desloges, voorheen Slagersknecht, die als werkman in de huishouding werd opgenomen, moet voor de wasch zorgen; onder hem staan de Heer frankoin, zoon van een' rijken Amerikaanschen kolonist, en de Heer bertrand, vroeger Student. Aan tafel wordt hij bediend door den Heer holstein, in wiens dienst hij eertijds stond. De Heer st. fournel, voorheen kweekeling der Polytechnische School en Directeur der IJzerwerken in Creusel, heeft bijzonder het opzigt over den tuin, en wordt hierin geholpen door de Heeren raymond bonheure, voorheen ProfessorGa naar voetnoot(*) in de Teeken- en Schilderkunst, royer, eertijds Orchestmeester bij de Opera, justus, een Schilder, en marschereau, een Teekenmeester. Het schoonhouden van voorplein en straat is het werk van den Heer van eichthal, benevens marchereau. De Heer jean merson houdt tafel- en keukengereedschap in orde en dekt de tafel. De Heer alexis petit, zoon van een' rijk' grondeigenaar, moet voor de verlichting van het huis zorgen, en de lampen, omstreeks veertig in getal, reinigen en verder nazien. Kortom, alle de St. Simonisten hebben in de gemeenschappelijke huishouding eenig werk te verrigten. Vader enfantin arbeidt soms in den tuin, en weet bijl en spade met bijzondere vaardigheid te gebruiken. | |
[pagina 88]
| |
De leefwijze van deze lieden is zeer regelmatig. Zij staan des morgens ten 5 ure op. Tot hunne onderscheidene werkzaamheden en tot hunne maaltijden worden zij door het blazen op eenen hoorn zamengeroepen. Op bepaalde uren zingen zij een koorgezang. Eenige hunner liederen, door den Heer david, een lid van het gezelschap, gecomponeerd, zijn ongemeen schoon, bijzonder die, welke vóór en na den maaltijd gezongen worden. Zij houden zich geregeld met gymnastische oefeningen bezig, en alle hunne bewegingen, wanneer zij vergaderd zijn, hebben iets van de juistheid en afgemetenheid van die der krijgslieden. Men zou echter te onregt meenen, onder de St. Simonisten zekere stroefheid te vinden, welke voor het aan de beschaafde manieren der wereld gewone oog onaangenaam ware. Hunne baarden alleen, welke zij laten wassen, geven hun een zonderling aanzien; voor het overige is hunne kleeding niet onbevallig, bestaande uit een' zeer korten, lichtblaauwen rok zonder kraag, een van achteren toegeknoopt vest en witte broek; om de middel dragen zij een' gordel van zwart leder, met een' gesp van geel koper. Zij gedragen zich als lieden, welke van niets afstand doen, wat in goed gezelschap wordt gevonden. Zij hebben reeds voorlang gelofte van ongehuwden staat afgelegd; maar dit is slechts voorwaardelijk: zoodra Vader enfantin huwt, zijn allen van hunne gelofte ontslagen. Wij waren bij de aanneming van eenen St. Simonist tegenwoordig, en wij zagen ook, dat een zoogenaamde Apostel het gezelschap verliet, om in de wereld terug te keeren, dewijl zijne ligchaamskrachten het hem niet toelieten, zich naar de regelen der orde geheel te schikken. In de oogenblikken der scheiding werden er vele tranen gestort. Het is inderdaad te bejammeren, dat lieden, waaronder eenigen groote verdiensten hebben, hun leven op eene zoo onnutte wijze doorbrengen. Velen hunner hebben ambten bekleed, in welke betrekking zij der maatschappije wezenlijke diensten hadden kunnen bewijzen. Doch waartoe en wien is hunne dwaze afzondering van de wereld nuttig, en werwaarts zal dezelve voeren? Hun oogmerk, volgens hun zeggen, is, de dienstbaarheid te veredelen, loondienst te doen ophouden, en, door bevordering van eensgezindheid, een einde te maken aan den strijd, welke thans in de burgerlijke maatschappij heerscht. Zullen zij dit doel bereiken door de middelen, welke zij aanwenden? De menigte gaat zeer na hun huis voorbij, bezoekt hen, belacht hen, of bewondert | |
[pagina 89]
| |
hunnen moed en den eerbied, door hen aan hunnen zoogenaamden Vader bewezen; doch men denkt er niet aan, om hen na te volgen. Trouwens, hunne dwaasheid kan ook niet lang duren. Zij zelve zullen het inzien, dat kunstenaars en geleerden, die borden wasschen en laarzen poetsen, niet beantwoorden aan het doel, (gelijk zij zelve in hunne taal het noemen) hetwelk God eenen ieder in de maatschappij aanwijst, om namelijk zijnen medemensch, door aanwending van zijne zedelijke, natuurlijke en verstandelijke vermogens, het meestmogelijke nut toe te brengen. |
|